15 oktober 2015

Surréalisme en poche

Licht getint in zachte kleuren: 21 poëziekaternen uit de surrealistische wereld. Ze staan rechtop in een houten omhulsel en kijken u aan. De namen van een aantal dichters zijn u bekend, anderen onbekend. Maar ik weet dat als zo'n bundel in uw bezit is, u erin zult lezen en dat de gedichten in uw geest zullen blijven dwalen. 
De omslag valt meteen op: tekeningen, collages, illustraties van beroemde beeldende kunstenaars: Theo van Baaren, Jörg Remé, Rik Lina, Philip West. De prijs van ieder katern is ook aantrekkelijk: 4€  
Ze zijn uitgegeven bij Brumes Blondes in Bloemendaal door Laurens Vancrevel die de spaans-, portugees-, frans- of engelstalige dichters kundig en mooi heeft vertaald.  Van ieder dichter geef ik u versregels mee; en waar mogelijk een gedetailleerd verhaal.

Twee vragen die Laurens Vancrevel bij de presentatie van deze katernen op het Vurige Tongen Festival in Ruigoord, op 12 juni, stelde zijn voor de lezers wellicht van belang:
De eerste vraag betreft zijn surrealistische uitgeverij:
What the hell is Brumes Blondes”. 
Ik geef u zijn antwoord:
Dat is Frans voor 'Blonde Nevels' of 'Blonde Mist'. Het is een woordspeling, die in 1960 is gemaakt door de Franse surrealistische dichter Gérard Legrand. Hij kondigde in het tijdschrift Bief het ontstaan aan van het Bureau voor Surrealistische Onderzoekingen in Amsterdam, dat een manifest had gestuurd naar de Surrealistische groep in Parijs.
Gérard Legrand schreef erboven: Du pays des Brumes Blondes, Uit het land der blonde nevels – een woordspeling met het cliché voor Holland, de Blonde Duinen. Daarna is die woordspeling de titel geworden van het surrealistische blad dat vanaf 1964 verschijnt; het is ook de naam van de surrealistische uitgeverij, die boeken heeft uitgegeven van Louis Lehmann, Simon Vinkenoog, Jan Elburg, Breyten Breytenbach en vele anderen. “ 

De tweede vraag: “What the hell is surrealism” geeft een goed antwoord op het begrip van een kunststroming die voor veel mensen onduidelijk is. In het woordenboek lees je: “richting in de kunst, die van het denkbeeld uitgaat dat de dingen niet zijn wat zij schijnen, maar een onderbewuste lading hebben.” Het antwoord van Laurens V. is veelzeggender:

Het surrealisme is van alle tijden, maar het woord is bedacht door de dichter Guillaume Apollinaire, en de filosofie ervan is geformuleerd door André Breton, Benjamin Peret, Octavio Paz, Nicolas Calas, Herbert Read, Gherasim Luca en vele andere dichters en denkers. Het surrealisme is een springlevende undergroundbeweging, die in vele landen actief is. Het gaat het surrealisme om het afwerpen van alles wat de verbeelding en de vrijheid in ons leven belemmert. Weg met religie, weg met de burgelijke moraal, weg met het vernietigende kapitalisme, weg met de onderdrukkende politieke instellingen van de staten. Leve de poëzie, de vrijheid en de liefde. Poëzie wordt door surrealisten heel breed gedefinieerd: het omvat alle kunsten, en ook het leven zelf. Het gaat erom het leven opnieuw hartstochtelijk te maken. (....) “ 

Interessant voor de liefhebber van deze stroming in de kunst is te weten dat er deze zomer een internationale surrealistententoonstelling was in Istanbul met de titel 'Destructie'. In Stockholm werd in het National Museum een manifestatie gehouden door de Zweedse surrealistische groep. In Philadelphia (V.S.) is in de lente, volgend jaar, een tentoonstelling: 'De Vijfde zon'. Volgend jaar, in Spanje, een grote expositie voor Eugenio Granell.
Ja, het surrealisme is een undergroundbeweging, waar ook ter wereld, springlevend!

Wie zijn die dichters van deze katernen? Ik hanteer de volgorde zoals gegeven door de uitgever: Theo van Baaren, L. Th. Lehmann, Emile van Moerkerken, Gertrude Pape, Edouard Jaguer, Tenny Frank, Guy Cabanel, Pieter Schermer, Beatriz Hausner, Sergio Lima,  Laurens Vancrevel,  Bastiaan van der Velden, Jan Bervoets, Rik Lina, Pierre Vandrepote, Allan Graubard. Ludwig Zeller, Josse de Haan, Raúl Henao, Jacques Lacomblez,  Mattias Forshage, Rodrigo Hernández Piceros,  Hans Plomp, Wijnand Steemers. 
 

1. Theo van Baaren, L. Th. Lehmann, Emile van Moerkerken, Gertrude Pape: 
     Beter ten halve gedwaald dan ten hele gekeerd 

Deze dichters, behalve Louis Lehmann, zijn in de jaren tien van de vorige eeuw geboren, en in de jaren negentig overleden. Zij hebben allemaal in de oorlogsjaren, van 1941 tot 1944, meegewerkt aan het dadaïstische tijdschrift  De Schone Zakdoek. 
Op onregelde tijden kwamen de redacteuren bij elkaar ten huize van Gertrude en Theo van Baaren met hun eigen bijdragen – gedichten, verhalen, essays, décalcomanies en foto's – waarna een blad van ongeveer twintig tot dertig pagina's werd samengesteld, dat Gertrude daarna uittypte, op losse bladen plakte en dan in elkaar naaide in een schriftvorm.” Dit schrijft Louis Lehmann in de inleiding van Intermezzo, een bundel van Emile van Moerkerken, in 2004 uitgegeven door Brumes Blondes.
Misschien is het aardig om te weten dat De Schone Zakdoek in de oorlogsjaren in één exemplaar verscheen zodat het werd onttrokken aan de censuur van de bezettende macht. Een veertigtal personen hebben eraan meegewerkt. “Het blad kon bij Gertrude thuis gelezen worden op de toen al traditionele maandagavondbijeenkomsten.”
Aldus Theo van Baaren.
“Voor de eerste maal wordt het boeiendste uit De Schone Zakdoek uit het duister gebracht in een fraaie, rijk geïllustreerde uitgave”, lezen we op de achterflap van dit door Meulenhoff in 1981 uitgegeven 'onafhankelijk tijdschrift' met de titel DE SCHONE ZAKDOEK.

Voordat ik iets vertel over de eerste Brumes Blondes katern, wil uw aandacht vestigen op een recensie van L. Lehmann, verschenen op 20 en 21 maart 1989 in de Provinciale Zeeuwse Courant en het Helmonds Dagblad, over een Wereldpremière opera uit 1944, waar we het volgende lezen:
“Theo van Baaren, dichter en emeritus-hoogleraar in de theologie, wordt wel de vader van het surrealisme genoemd. ( ....) Van Baaren schreef de tekst voor Der Mörder in 1944. Vijfenveertig jaar na dato beleefde deze mini-opera de publieke première. Het is het verhaal van euveldaad en inkeer. Een moordenaar (in spe) stopt enkele slagersmessen in zijn koffertje, zoekt en vindt een slachtoffer en formuleert een aanklacht die slechts tot de doodstraf kan leiden. (...) De schurk moet sterven. Voordat het bloedig voornemen ten uitvoer wordt gebracht, wordt Der Mörder evenwel door twijfel bevangen. Hij weet niet of de man 'in staat van genade' verkeert. In dat geval straft hij hem niet maar zendt hij hem hemelwaarts. Dat risico is de scherprechter te machtig. De schurk blijft leven en iedereen is blij. Doek.”

In het drama Beter ten halve gedwaald dan ten hele gekeerd, is de plaats van handeling een bordeel op een vliegtuigmoederschip. Het heerschap, genaamd Onan Eliah Jones heeft bij zich een geïllustreerde handleiding, een prospectus, een contractformulier en een inschrijvingsformulier van zijn kerk. Met hem staat voor de deur van dit huis van plezier enen Valdemar Bang, 'de bekende bokser' wiens naam meteen wordt herkend door direkteur Ivan. Deze figuur zegt tegen Juanita, de enig vrouwelijke personage, 'ik ben niet Bang'.  Als de lezer daarvoor heeft gelezen dat zij 'zo ongelukkig' is en 'het mes maar een vouwbeen' is, dan ontvouwt het verhaal een serie afschuwelijke incidenten waar iedereen of niemand van op de hoogte was. Maar 'de dingen zijn niet wat ze schijnen', zegt het woordenboek.
Dit stuk is in 1941 door de vier surrealisten geschreven voor De Schone Zakdoek, maar nooit daarin opgenomen. Zeventig jaar na dato is dit dadaïstische stuk eindelijk te lezen.

Van een opera uit 1944 naar een Brumes Blondes katern, met dit slot!
 
Finale in Urks costuum
 
We hebben elkander vergeven,
we zien van ontroering nog scheel,
we beginnen zo straks een nieuw leven
in een spiksplinternieuw bordeel.

We laten de zorgen weer varen,
er is nog wat onder de kurk,
we vliegen fluks over de baren
naar 't wonderschoon eilandje Urk. 
 
2. Édouard Jaguer: De nacht is om deuren mee te openen

Toen deze dichter in de nacht van 9 mei 2006 overleed, ontving ik een dag later deze mail:
“Edouard Jaguer is overleden, men kent hem als dichter en kunstcriticus en als de belangrijkste organisator van Mouvements Phases. Een groot verlies ...”
In de 'Bibliografie sur Edouard Jaguer' van Claude Arlan uit België (2000) staat: “En passant par le surréalisme, Cobra, Phases, Edouard Jaguer est un critique d'art à qui l'on doit un ensemble d'essais sur la peinture, organisateur de nombreuses expositions collectives à travers le monde; E.J. est l'auteur de dessins à la plume et de plusieurs recueils de poèmes. Convaincu que “l'art est la continuation de la révolution par d'autres moyens”,
E.J. assigne à ses multiples activités un but unique, 'la quête du principe de liberté”.

Geboren in 1924 in Parijs. Hij ontdekt in 1937 gelijktijdig het surrealisme en de non-figuratieve schilderkunst. In 1943, sluit hij zich aan bij de surrealistische groep “La main à Plume”. Na 1945, raakt hij bevriend met Atlan, Bryen, Jorn, Gotz, Soulages en wordt redacteur van het tijdschrift Cobra (1948-1951). En vanaf 1959, neemt hij deel aan de activiteiten van de internationale surrealistische beweging en richt met zijn vrouw Anne Éthuin het tijdschrift Phases op. Hij zal vanaf 1959 ook altijd meedoen aan het organiseren en coördineren van vele collectieve tentoonstellingen in een twintigtal landen. Het surrealistische tijdschrift La tortue-lièvre uit Canada heeft in juni 1996 een heel nummer aan hem gewijd waarin duidelijk wordt hoe belangrijk hij is geweest. In dat nummer zijn ook prachtige tekeningen van hem te zien want dat was hij, een begenadigd tekenaar en collagist. En ook een theoreticus die in talloze tijdschriften schreef over de moderniteit en het surrealisme. Bekend is geworden Poétique de la sculpture uit 1960, Les mystères de la chambre noire uit 1983, Le surréalisme face à la littérature uit 1989. En talloze monografieën over Alechinsky, Jorn, Margaroni, Oelze en vele anderen. Toen Edouard Jaguer in zijn slaap in de nacht van 9 mei 2006 overleed, ontving ik die dag twee mails: een van Rik Lina die het meteen al van zijn Franse vrienden had gehoord en een van Richard Walter van Infosurr met het verzoek iets te schrijven over je relatie met de dichter of over je herinneringen aan hem of een leuk verhaaltje, want hij was toch eigenlijk een groot kind gebleven dat de vreemdste dingen uithaalde; vond het altijd leuk om de gegoede burgerij te choqueren met zijn tekeningen, gedichten en uitspraken.

Naast het titelgedicht uit 1954 staat in de katern van deze dichter een gedicht uit 1962 dat ik vele malen herlas, getiteld

Altijd Sisyphus

Je jeugd doorkomen tussen twee snijbanken dat geeft
te lachen
En dan nog luiken En dan nog deuren En dan nog
wapentuig dat ze op mijn ogen hebben vastgespijkerd
En nog een schot om alles te verwoesten Ik leef nog
Ik verken de stad
Levensstraat Sterfstraat
Op het kruispunt van de werelddelen die met bloed zijn
aangegeven op de kaart
Vind je sidderende flarden
Dat zijn de vlaggen van de staten die de aanval deden
De aarde ontvangt haar minnaars in de salons van haar
kernvuur
Maar jullie kustbewoners van de wekelijkheid die
vastgeklonken zijn aan jullie binnenbomen
Jullie verscheuren elkaar

Het pakijs overdekt zijn tranen van pels
Spinsels en sitskatoenen stoffen strafkampen en achter-
kamertjes gaan met razende vaart voorbij langs de oever
van het leven
De Sambre de Guadalquivir de Lot die gaan eveneens als
blinden voort
Langs de oever van de bewegende stromen zoals kinderen
en gekken die tekenen
Opstaan nu 

 
3. Tenny Frank: Het verleden heden

Over mij schreef Laurens V. bij de presentatie in Ruigoord het volgende: 28 jaar geleden, op de Eerste Pinksterdag 1983, gebeurde het wonder. De anarcho-surrealist Jak van der Meulen, die trouwens een groot liefhebber was van Ruigoord, schreef in een gedicht op wat er toen gebeurde: 'Zo'n zondag was het, Tenny, om stil te kijken naar / de zeven donzen jongen van het zwanenpaar / ... / en om nu voor het eerst wat te fietsen naar waar/ de weg niet verder gaat / ... / en [we] wisten ons voorgoed aangekomen bij elkaar.' Vanaf die dag is de dichteres Tenny Frank aangeraakt door het wonder. Het wonder heeft haar daarna niet meer verlaten, ondanks alles. Tenny schreef de intieme bundel Ik nam ze mee, jouw woorden, en later Maanflora. Ze schreef over wonderen in haar gedichten die ze in het tijdschrift Brumes Blondes plaatste. Haar kleine nieuwe bundel Het verleden heden is een hoogtepunt van melancholie, humor en droom. Weer zo'n wonder als op die verre zondag .
Dit automatisch geschreven gedicht kies ik voor dit stuk:
 
Neem mee 

Gewicht van het verleden heden
Gezicht van een krokodil in tranen

Groene zeep voor het geval dat
Een verrekijker om het niets te zien
Een tas met geld voor gappers
Kuifje in Peru voor pinguïnstrand
Bril en geweer voor de autodame
Tandenborstel om af te spoelen
Urgente brief van gebruikte liefde
Zijden jurk van mijn grootmoeder
Gouden zakhorloge van weleer
Boterhammen voor de wereld

Conservenblikken met rode zalm
Gelakte pumps en blote sloffen


Fles water voor wrange dromen
Lichtgevend oud adresboekje

Punaises voor zeikerige agenten
Eigennamenkoffer voor van Dale

En de rest


4. Guy Cabanel: De sterren omgekeerd

In het eerste nummer van het laatste surrealistische tijdschrift, L 'Archibras, schreef Jean Schuster in 1967: “Guy Cabanel détient à mes yeux les clés du langage absolument moderne.
Je ne doute pas qu'il ait trouvé quelques-uns des secrets qui introduisent à l 'alchimie du verbe.” Toen hij door toedoen van zijn geschrift À l'animal noir, op 10 augustus 1958, in de surrealistische groep werd opgenomen, zei André Breton over hem: “Ce langage, le vôtre, est celui pour lequel je garde à jamais le coeur de mon oreille. C'est celui dont j'ai attendu qu'il ouvre de nouvelles communications, vraiment sans prix et comme par voies d'étincelles entre les êtres.” En Pierre Reverdy zegt over zijn werk: “La valeur d'une oeuvre est en fonction du contact poignant du poète avec sa destinée.” Bij het lezen van deze katern werd ik heel stil en vond het vreemd om weer in deze lawaaierige wereld terecht te komen. 
Meteen bij de eerste pagina word je bijna pijnlijk getroffen door deze zó bijzondere stem.
 
In de chaos
rondom de wind die draait
dwars door het dorre bos
of over de lichtstraal van een verzonnen maan
achter het masker van een plotseling bevroren dood,
alleen maar geboren
verbrand, behekst en reeds gewond,
gelukkig ook een dwaas,
zoon van de rode schemering
in de voorwereldlijke wereld
van vormeloze hoop, van triest geweld,
van ongehoorde onschuld,
steigerend op de ruimte, die fragiele brug
waarover de stoet van begeerten trekt,
de andere oever bedenkend
vurig, zinnelijk, woedend en vol geur.


5. Pieter Schermer: Soeverein

Met deze dichter uit Enkhuyzen heb ik sinds oktober 2008 een online 'verhouding' mogen hebben die alles te maken heeft met het surrealisme.
Hij was toen bezig met een 'toelichting en commentaar' op Fata Morgana van André Breton. Deze unieke, prachtig geïllustreerde bundel verscheen bij Labyrint in 2006.
Onlangs ontving ik van hem 'J'ai bien des choses à vous dire ...', les lettres de Nadja à André Breton; en even later lag op mijn deurmat 'Ce n'est pas les images qui me manquent ... Les dessins de Nadja. Allen, verschenen bij Labyrint in 2010.
Geweldig spannend om dit te lezen en erin te kijken. Mooie foto's, illustraties en tekeningen. Dit zijn bundels die zijn opgemaakt en becommentarieerd door Her de Vries.
Als men iets over Breton wil weten en zien, dan zijn deze bundels precies wat je wilt hebben. Deze 'surrealistische' leraar Nederlands is bezeten van poëzie en heeft mij Breton weer doen ontdekken. Ik zal u laten lezen wat Laurens V. over hem zei bij de presentatie op het Vurige Tongen Festival:
Pieter Schermer kiest altijd die voorstellingen en thema's in zijn gedichten, die aantonen dat schoonheid niet vrijblijvend, maar krampachtig is en zijn moet, dat het wonderbaarlijke vaak verbijsterend is, en dat ook zijn moet. Niet voor niets heeft hij zich gewaagd aan het vertalen van de complexe poëzie van André Breton en Joyce Mansour, twee dichters die gevoelens en de dichterlijke conventies nooit ontzien. Schermers eigen gedichten zijn vervuld van maximale tegenstellingen en erotische verwijzingen. Het eerste hoogtepunt van zijn werk is de bundel Onirisch – Ironisch uit 1976, een bundel die eigenlijk klassiek zou moeten zijn, maar de hoofdstroom van de poëzie in Nederland is nu eenmaal huiverig voor surrealisme.
Een klein meesterwerk vind ik de cyclus Navigator uit 2008. In het nawoord daarvan schrijft Schermer: “Het enige wat wij moeten doen, is ons openstellen en uitleveren aan onze zintuigen en in dat moment suprême glijden. Waarom zouden we willen verklaren of begrijpen? Die retorische vraag bevat de opdracht vooral goed te kijken. Kijken moet.”
De gedichtenreeks Soeverein, ( ... ) gaat over het grote mysterie van de dood. Daarmee plaatst Schermer zich in de traditie van de zwarte romantiek. 

Leest u maar:

Met de terugwerkende kracht van de boemerang
Doordringt de opdracht het lijden de verlossing
Aan woorden voorbij geleefd de stilte dreunt na

Dan is het helder de lust tot rust gestild
Aan geantidateerde zelfreflectie ontzield
De waarheid van de mens is de dood

Hij die opzettelijk aan zichzelf
Op uitdrukkelijk en ernstig verlangen

In absentie met de fluwelen handschoen
Kenbaar maakt 

 6. Beatriz Hausner: De ideale man gedichten

Beatriz Hausner werd in Chili geboren in een surrealistisch gezin; haar moeder, Susana Wald, is een geweldige surrealistische schilderes, haar pleegvader is Luwig Zeller, dichter en collagemaker; samen leidden zij destijds Casa de la luna, het huis van de maan, een centrum voor poëzie en kunst. Maar ze moesten uitwijken voor de dictatuur van Pinochet, en vestigden zich in Toronto. Beatriz werd Canadese. Ze ontwikkelde zich tot een bekend poëzievertaalster: ze kreeg veel waardering voor haar versies van het werk van Cesar Moro, Jorge Cáceres, Enrique Gómez-Corrêa, en vele anderen van het Spaanstalige surrealisme.
Natuurlijk begon zij ook zelf poëzie te schrijven, eerst in het Spaans, en daarna in het Engels. Haar laatste virtuoze, spannende bundels zijn The Wardrobe Mistress en Sew him up.  Over die laatste bundel schreef de gezaghebbende Amerikaanse dichter en poëzieredacteur Andrei Codrescu: To be simultaneously fleshy and ghostly, what a feat!
Als Brumes Blondes Katern is verschenen: De ideale man gedichten, de Nederlandse vertaling van een reeks die in 2008 verscheen in het e-zine The exquisite corpse.”
Dit vertelde Laurens V. ons op het Vurige Tongen Festival over deze bijzondere vrouw die wij als eerste dichter, op 12 juni, tegenkwamen op het verlaten Sloterdijk station en die ons vertelde: 'I 'm staying at the Churchstreet in Amsterdam'. Ik was erg benieuwd naar haar bundel waarvan de titel mij intrigeerde. Ik was niet teleurgesteld. 

Leest u dit gedicht maar:

Katerman

In den beginne
was kater de poortwachter
van een nieuw type deuren
die opkrullen aan de hoeken
hebbedingen voor minnaars
terwijl ingewikkelde
meubels omvielen
op kussens lakens

Zijn poten gingen hem voor
ze spanden de snaar
minder vingertoppen keken
in de iris van eerste en laatste
kater terwijl hij vocht met
beesten groot en klein
bijtend bij de paring

De kamer was nog niet goed en wel
gereinigd van mijn spoken of
hun aanhang verwelkomde zijn klauwen
terwijl die diep in de muren etsten:
alfabet van vreemde talen
voor snorrende katermannen.


7. Sergio Lima: De hogere aanstootgevendheid


In het boek Le Domaine poétique International du Surréalisme, in maart 1978, bij Le Puits de l'Ermite verschenen, schrijft Guy Malouvier:
“Des peintres et des poètes surréalistes brésiliens participèrent à l'exposition internationale surréaliste de Chicago (1976). Sergio Lima est un poète dont on rencontre souvent des textes dans la presse surréaliste.” (...)
Dit is in de Verenigde Staten de eerste grote surrealistische tentoonstelling sinds “Surrealist Intrusion in the Enchanters'Domain” (New York, 1960-61) en verreweg ook de belangrijkste. Deze wereldtentoonstelling in Chicago brachten 500 werken bijeen van 130 deelnemers uit 33 landen waaronder ook Brazilië.
“Au Brésil, le Surréalisme ne fut qu'une composante, parmi tant d'autres, du Mouvement
moderniste. Historiquement inexistant, il tend cependant, ces dernières années, à intéresser un nombre croissant de jeunes poètes lassés du “concrétisme” ou dévoyés vers la poésie “sociale” kun je verder lezen. - 6 -

Toen ik mijn vriend Rik Lina via de luchtweg vroeg of hij iets over Sergio Lima wist,
kreeg ik vrijwel meteen het antwoord waarop ik hoopte: “Sergio Lima ken ik natuurlijk heel goed.” Daarna volgden vele mails over deze dichter die nu in Portugal zit met zijn surrealis-
tische vrienden en ik ontving van Rik vele foto's op mijn scherm van deze zeer aantrekkelijke kunstenaar. Een zin van Rik bleef hangen in mijn geest: “Surrealisme wordt in Brazilië heel wat belangrijker gevonden dan bijvoorbeeld in Les Pays-Bas ...”
En van de vele foto's die men niet zo snel vergeet was die op een boot genomen met links
Gerrit Komrij, in het midden Sergio Lima en rechts Rik Lina. Ja, ze waren die dag op bezoek bij de welbekende Nederlandse dichter.
Over een van die foto's schrijft Rik: “Hierboven de 'Cabo Mondego Section of Portuguese Surrealism', in een café in Coïmbra. We zijn bezig met een soort cadavre: Sergio laat een foto zien en wij schrijven direct de tekst op die ons invalt. Er zal later een boekje van worden gemaakt, samen met soortgelijke cadavres.”
Ja, 'l'écriture automatique' van de surrealisten in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw gaat nog steeds door ergens op onze planeet.
Dit schreef Rik over deze dichter, waarover zo weinig op internet:
“De Braziliaanse dichter en professor aan de Universiteit van São Paulo, SERGIO LIMA , ken ik al sinds 1968-69, toen hij publiceerde in Brumes Blondes. Geboren in 1939 te Pirassununga in de staat São Paulo. Eind jaren '50 werkte hij al samen in subversieve groepen die gelieerd waren met het Surrealisme, ging naar Parijs 1961-62, ontmoette André Breton en sloot zich aan. Publiceerde in 1963 voor het eerst over het verblijf van Benjamin Péret in Brazilië 1921-31, en 1955-56, op verzoek van Vincent Bounoure. Werkt samen met de “Association des amis de Benjamin Péret”, gevestigd te Parijs. Hij realiseerde in 1967 te São Paulo de 13de “Exposiçao International do Surrealismo” in samenwerking met de groepen van São Paulo, Paris, Lisboa en Buenos Aires.
Als beeldend kunstenaar-collagist maakte hij solo-tentoonstellingen te São Paulo 1971-76-78, Buenos Aires 1986, Tenerife 1994, en bij de Centro de Estudios do Surrealismo te Fundacao, Portugal in 2007. Hij deed mee aan verscheidene groeps-tentoonstellingen van de Surrealistische beweging, zoals de “Mouvements Phases” sinds 1980, en de recente exposities te Coïmbra, Amadora-Lisboa-Lagoa in 2008-2009.

Dit gedicht uit de katern vond ik erg mooi en geestig:

de lippen waarover het licht strijkt

het glazen parfumflesje dat ligt te wachten
op de ijzige voeten van de gestroomlijnde rode bes
zet een sterretje op je bleke gezicht
een mysterieuze grain-de-beauté alsof het je oor was
voor altijd kleiner geworden door een hysterische communie
na het paarlmoeren orgasme en suikerhart
in de sublieme vorm van je heiligbeen
zoals de cel van goud in het spitse zwarte gezicht
van de voedoe-wolvin die opduikt
uit het heilige gebladerte
en de bloedige krans
van de jungle midden in het witte boetekleed
van de viooltjeszon
die opgaat
bij de volle maan
van mijn buik
getatoëerd in de woestijn van hartstocht door je tong,
dolende papaver

mijn vulpen van watervallen
mijn kooi van gedeelde orchideeën
mijn vlinder van zout, opgehoopt door de zee
mijn vlag van wimpers van rook
mijn muziekdoosje voor omvallende vijgebomen
mijn dienblaadje voor nylons en handschoenen van
snoepgoed
mijn tweevoudige rug harig tot aan het stuitje
mijn zwetende ventilator
je bent als het hoefijzer dat door een kroon van vuur gaat - 7 -


8. Laurens Vancrevel: Ode aan de Schone Zakdoek

“De naam van ons tijdschrift heeft twee wortels. Ook wasmiddelen waren toen juist op de bon gekomen, zodat een schone zakdoek geen vanzelsprekendheid meer was, maar een luxe werd. De tweede wortel is een gedicht van Morgenstern over Palmström die op een wandeling de behoefte voelt zijn neus te snuiten, maar uit eerbied voor de hagel-witte reinheid van zijn zakdoek – daarvan afziet en ongesnoten werder gaat.” schrijft Theo van Baaren in de inleiding van de door Meulenhoff uitgegeven editie uit 1981.
Laurens schrijft op pagina 14 van zijn katern “In deze ode, geschreven ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van L. Th Lehmann, zijn tal van flarden en spiegelingen geplakt uit geschriften van L. Th. Lehmann, Lorraine Feather, Theo van Baaren, Gertrude Pape, Christian Morgenstern, C. Buddingh', Emile van Moerkerken
en Chr. J. van Geel.”
De prachtige collages in 'Ode aan de Schone Zakdoek' zijn van Theo van Baaren voor L. Th. Lehmann.
Ja, Laurens heeft al deze dichters goed gekend. Het surrealisme is sinds begin jaren zestig door zijn aderen blijven stromen. Ik vind hem met Rik Lina, Louis Lehmann en de andere Nederlandse dichters van deze katernen een van die mensen die een leven lang trouw aan zichzelf blijft; trouw aan zijn opvattingen, aan zijn denken en aan
zijn 'erzijn' in dit merkwaardige universum dat wij de planeet 'aarde' noemen.
Ik raad de lezer aan om eens in een bibliotheek het boekje getiteld Laurens Janszoon Costerprijs 2009 te lezen. Niet alleen is dit boekje interessant omdat je “Een keuze uit de publicaties van Laurens van Krevelen” onder ogen ziet maar door alle artikelen aan hem geweid een idee krijgt van de grote betekenis in de Letteren van deze dichter-essayist- uitgever. Aan hem heeft de uitgevers- en boekenwereld veel te danken.
“Het oeuvre van Laurens is een veelzijdig en uitgebreid oeuvre, maar bovenal het werk van een surrealistisch dichter, trouw gebleven aan de bekende definitie van het poëtisch beeld door Pierre Reverdy in zijn Le gant de Crin, en door André Breton gemaakt tot een van de essentiële stellingen van het surrealisme: “Plus les rapports des deux réalités rapprochées seront lointaines et justes, plus l'image sera forte, plus elle aura de puissance
émotive et de la réalité poétique. “ schrijft Her de Vries in zijn artikel met de prachtige titel 'Een surrealist zonder groep in een land zonder dromers'.

En dit gedicht wil ik u laten lezen:

De Bemuurde Weerd

Tijdens de wet van laarzen der mofrikanen,
met bloed en bodem van geweld bezet, schept Maisie
de Muze op maandagavonden de doortocht van de geest.

De godenjager Barentsz, haar lachende minnaar, duikt
bij haar onder, want liefde is een inktvis, de
nachtegaal bloost.
Een plotselinge droomhaas, geprikkeld door
de stille kracht van godenmaskers aan de wand,
pakt zijn zakdoek, maar wil die toch niet smetten,
en vlucht dan ongesnoten heen.
                                                     Weer bloesemt
uit de schijn de schone leugen. Na de proefpreek
komt de zwarte kunst: de vrienden doen de kruisproef
van de poëzie, van spel tot vers is maaar één stap.
Wiens recht is het dat oordeelt? 
                                                     Een kort blitslicht
rinkelt aan: het is de Wandelaar! Op alle rode daken
keren de pannen zich om. De dichter roept dan uit:
'Vaarwel! Maar dreigt niet overal gevaar?'

Barentsz zingt als afscheidsgroet de aria 'Zum Himmel?
Nein, das nie!' De dood laat elk maar eenmaal leven,
dus pluk de vrucht. Zo zwemmen zij gesterkt
en ongeknecht nog verder door de mazen van het net.

Weet u dat op de tafel bij Perdu de mooie bibliofiele Brumes Blondes reeks ligt van auteurs als Emile van Moerkerken, Jan Elburg, Louis Lehmann, Anaïs Nin, Simon Vinkenoog, Jan Schlechter-Duvall, Breyten Breytenbach en de prachtige bundel getiteld Het onzichtbare leven van Laurens Vancrevel: Gedichten die je 's nachts voor het slapenggan inpalmen.
Met dit gedicht sliep ik in, de eerste nacht dat ik zijn bundel 'Het onzichtbare leven' zomaar in ontvangst mocht nemen. Vaak herhaal ik sindsdien dit ritueel.
 

's Nachts slijpt men toch ongerust
de lusteloze wegen bij, en treft
zo nu en dan een vredig eenzaam
roofdier aan, volkomen onberoerd;
erboven ligt bevroren een lawine stil
te spinnen.



9. Bastiaan van der velden: De automatiek gevolgd door Brua van Curaçao

Over deze auteur geef ik de tekst van Laurens die hij voorlas in Ruigoord: “Voor Bastiaan van der Velden is er geen scheiding tussen gedichten, de wonderlijke voorwerpen en teksten die te vinden zijn als je er ontvankelijk voor bent, en het surrealistisch onderzoek naar nieuwe ervaringen en nieuwe inzichten. Het is daarom vanzelfsprekend dat hij als surrealist tegelijk een hartstochtelijke patafysicus is. Aansluitend aan deze surrealistensalon zal Bastiaan van der Velden dan ook opnieuw optreden in Teejo's Theetuin, in het programma van de Nederlandse Academie voor Patafysica.
Bastiaan heeft zijn invallen, vondsten en onderzoekingen in de afgelopen decennia gul verspreid naar geestverwanten in kleine efemere periodieken, met titels als Hoogte Kadijk 145, Windkracht 8, L'Aigle bleu, Les Harenguères, Verkeerd bezorgd en nog meer. Natuurlijk publiceert hij regelmatig in patafysische periodieken als De Centrifuge en de Cahiers du collège de Pataphysique. Een zeldzame poëtische tekst, die tegelijk een patafysisch onderzoek is, is Wat unbidan we nu? Dat onderzoek gaat over die oudste tekst in het Nederlands, het Olla Vogala, en is in zijn betoog een nieuwe poëtische creatie. De automatiek, een keuze uit zijn lyriek, die verscheen in de Brumes Blondes katernen, is zowel spiritueel als steeds verrassend en sprankelend.”

Dit gedicht verrast inderdaad de lezer met onvoorziene verbindingen.

 
Het gras op de daken
verdort door drank
uit flessen van
mosselen van vorige
week als grote
oren aan een fles
vol met melk
van een gestorven
inktvis op het
droge aan het
strand van Kijkduin

Het masker van dorre takken
voor het vuur om
te bakken in de oven
dat brood zal gegeten
worden, gegeten als
kruimels door de
vorige bewoners van
dit huis, zoals
hun toekomst, en
een ruïne bleef
over, zo niet
het brood en
meer.


10. Jan Bervoets: Een transparante hoofddoek

Van deze auteur kocht ik altijd meteen de bundels: het klaarlichte molest uit 1995, loflied op de beschaving uit 1998, beiden uitgegeven door uitgeverij Ijzer in Utrecht.
En de laatste, krankzinnige kolportage is in een oplage van 200 exemplaren gestencild door de Nijmeegse Universele te Nijmegen in het najaar van 2004.

In het tijdschrift 'Ravage' van 19 maart 1999 staat een mooi artikel over deze dichter van de hand van Marc Hurkmans. De titel van het artikel luidt: “Scheelzien met je oren”.
“Bervoets formuleert fraai, is soms lastig te volgen maar kan van één ding niet worden beschuldigd: oppervlakkigheid. Letterkundige en archivaris, dichter en anarchist.” Hij dicht al vanaf zijn tiende en zegt daarover: “Ik kan heel goed rijmelen; maar rijmelen is geen poëzie.” In de jaren zestig werd hij geconfronteerd met de surrealistische beweging. En hij heeft twee Franse dichters, die ook mijn favorieten zijn, vertaald: René Char en Benjamin Péret. Toen ik J.B. voor het eerst las, moest ik ook aan B.P. denken.
Deze regels uit de tweede strofe van een ongetiteld gedicht blz.28 uit  loflied op de beschaving nam ik mee:

de wolken vormden een zwarte buik
die zwanger ging van gehoornd vuur
de verte was een vuile lap
met geelgekleurde vegen
de wegen werden tot een blauw gezwel
de huizen vertoonden blaren
groen wondvocht spleet de takken die
de horizon verscheurden

“Zijn taal is een rijk kleurenpalet waarmee hij de meest vreemdsoortige beelden schept. Soms denk je: wat moet ik hiermee, maar als je verder kijkt, vindt je een sleutel. Of je schiet gewoon in de lach.” schrijft de journalist Hurkmans. In dat interview beaamt Bervoets dat mensen zijn poëzie moeilijk kunnen vinden en zegt daarover: “Als je mijn poëzie met maar één gedachte wil kooien, tja, dan wordt het werken geblazen. Dan zeg ik: werk maar. Vindt maar een kooi. Ik doe geen concessies. Integendeel. (....) Waarom ik dat wil? Om het denken te ontregelen, het bestaande, het gekooide denken. Ik zou tegen mensen willen zeggen: kijk eens anders tegen taal aan! Je kunt de gevangene zijn van je taal. Maar taal is je enige instrument waarmee je tegen de orde kunt vechten. Waarmee jij tegenover de rest kunt staan. Je bent altijd meer dan je denkt dat je bent.”

Uit de katern heb ik dit gedicht gekozen over een onderwerp waarover wij dagelijks horen:
 
Menhir in Mexico

verschrikkelijk zoals dit weer is voorspeld
met een saffieren mes
zijn ingewanden blootgelegd
en alle gieren vreten aan de wolken

welke tornado wil hier nog aarden
als zelfs de huizen onhandelbaar blijken
en er dagelijks doden vallen
in een ritmiese kadans

zoveel natuurgeweld lijkt wel retories
de geldigheidsduur van een ademtocht
is zevenmaal verzekerd
men staat in de rij voor het product

slechts een oude galsteen blijft nog achter
en wijst de laatkomers de weg
In 2006 kwam er bij kadeKunst een prachtig bundeltje uit, getiteld TSUNAMI. Een gedicht van Jan Bervoets met tekeningen van Rik Lina in een genummerde oplage van 16 exemplaren.

11. Rik Lina: Vlammende kristallen

Sinds maart 2003 hebben Rik en ik wel zo'n vier honderd mails aan elkaar gestuurd. Waarover? Voornamelijk over zijn beeldende kunst en over mijn schrijven. Altijd had het te maken met ons werk. Als ik 's nachts zin heb om naar het museum te gaan, dan ga ik achter mijn computer zitten en kijk ik naar zijn kunst. Surrealisme pur sang.
De titels alleen al van zijn schilderijen zijn een soort 'automatisme' waar hij nooit over hoeft na te denken. Ze luiden: 'Sea of sleep' The soft machine' 'Blue ice' 'Dark Angel' 'Pyramid Phoenix' 'Ecomythology' 'The anvil and the 'Angel' 'Hydrolith' 'Conquistador' 'Legba' 'Cactus moon' 'Splashing'. Prachtig werk waar je maar niet genoeg van krijgt. Eens vroeg ik Rik in een mail hoe hij aan zijn titels kwam. Hij antwoordde meteen: “weet ook niet hoe het werkt, de naam is er plotseling. “ En in diezelfde mail zei hij over het automatisme het volgende:

“Automatisme is feitelijk iets wat het omgekeerde blijkt te zijn van wat men er gewoonlijk onder verstaat: je doet iets 'automatisch' d.w.z. zonder er bij na te denken. Iets wat alleen lukt met dingen die je duizend keer gedaan hebt ... het juiste woord is machinaal.”
Automatisme in de surreële zin van het woord is juist een soort verhoogd bewustzijn, extra oplettendheid, wat betreft datgene wat er gebeurt – wat er plaatsvindt - gelijkertijd met datgene waar je aan denkt – wat plotseling in je opkomt.” (...) “Het heeft te maken met het contact met het onderbewustzijn. Breton en Soupault bedachten destijds de term “écriture automatique”, ik denk omdat voor hen deze staat van verhoogd bewustzijn een grote verrassing was, iets dat hen vanzelf plotseling overkwam. Breton heeft er in zijn tweede manifest dan ook grote vraagtekens bij gezet, kwam niet met een nieuwe term, omdat zij al was ingeburgerd.”

Rik heeft met bijna alle surrealisten in de wereld een goede relatie, kent Allan Graubard, Sergio Lima en Edouard Jaguer die 10 mei 2006 overleed. In de Surrealistische ontmoetingen, in 1989 uitgegeven bij Meulenhoff, zegt Laurens Vancrevel het volgende over zijn werk:
“Voor Rik Lina is de schilderkunst een voortdurende synthese van onderzoek en beleving, hij heeft altijd gestreefd naar situaties waar de gangbare esthetiek tekort schiet en waar derhalve nieuwe esthetische wegen moeten worden gevonden. De dubbelheid van waarnemen en ervaring – het onverbrekelijke samengaan van het bekende met het ongeziene, van het vertrouwde met het ANDERE – is het eigenlijke onderwerp van zijn tekeningen en schilderijen”.
 
En Edouard Jaguer schreef in Terzo Occio in 1984: “Op zijn prachtige doeken onderzoekt Lina complexe ruimten, ergens halverwege tussen Matta en Corneille, geboren vanuit de automatische beweging. Zijn spontaniteit
uit zich nooit als substituut voor de dichterlijke verbeelding maar is zijn natuurlijke voertuig”.

Over zijn poëzie zegt Laurens Vancrevel: “Zijn beeldende werk is in feite een eenheid met zijn poëzie, het zijn communicerende vaten.”

Uit de katern heb ik dit gedicht gekozen:


De nieuwe vlam

De weerschijn van de nieuwe vlam reist door
de spiegel van de dag en spat uiteen als een fontein
fragmenten. Bijna vatbaar. De springvloed die
stad en land slurpend overspoelt zet prisma's van
verstrooiing af waarop de zon haar lieve hoofd te
rusten legt; op een wemelend zeebed waar licht en
duister zich verwarren, waar de zonnevlam – toch
al onbenaderbaar – zich sluw terugtrekt en haar
hybride wezens uitspuwt: half vis, half juweel, half
mens, half ster. Daar gaan ze: dwars door de chaos
van wat was, op weg naar wat zal zijn maar nog
geen schaduw werpt.


12. Pierre Vandrepote: Het vuur van het andere hout

Een heel bijzonder mens. Anarchist, revolutionair en anders dan alle anderen. Hij hoort tot wat men noemt 
“le second souffle du Surréalisme”. Pierre Vandrepote is de animator geweest van de reeks Inactualité de l'orage.
Zijn belangrijkste bundels zijn Lumière frisante, uitgegeven bij Bordas & zonen (1983) en Max Stirner chez les 
Indiens in 1994. Met dit laatste boek is hij bekend geworden.
Want wie kent tegenwoordig nog de naam van deze oorspronkelijke anarchist uit de 19e eeuw wiens werk 
Der Einzige und sein Eigentum (1844) zoveel invloed heeft gehad op de filosofie van de 20e eeuw.
Opvallend is dat Pierre Vandrepote als surrealist nauwelijks bekendheid geniet.

Op de rivieren van ons net stroomt deze dichter uitstekend mee op alle vaartuigen die ons meenemen naar talloze publicaties waarin zijn hand de pen uitstekend gebruikt. Hij zit zo nu en dan bij de algemeen gangbare tijdschriften zoals Les Temps modernes, Le Monde maar veel vaker vaart hij in het surrealistische schip met bekende namen:
Infosurr, Bianco, Canal, La tortue-Lièvre en Brumes Blondes, waarin hij dan ontroerend, dan filosofisch 
of dan weer mediterend schrijft. Poëzie is zijn lieveling.
Van 2007 tot 2010 publiceerde hij regelmatig in de internationale Brumes Blondes de meest verrassende gedachten: Les contours du voyage, Un enjeu pour le temps présent; Pour une poésie errante, Notes sur le sens originel de 
l'art, Encore une fois, la parole des poètes; In Société secrète de la poésie, deze ontroerende regels: “On ne sait ce 
qui se dit dans le blanc, ce qui se lit sur le lit du banc, noir sur blanc pourtant, énoncé.”

Waarom is het dichterlijk werk van Vandrepote alleen te lezen bij Brumes Blondes en niet in Parijs uitgegeven?
Voor mij onbegrijpelijk omdat ik al zijn gedichten in deze katern zo boeiend vind dat ik niet weet welke ik zal aanbieden. 

Dit gedicht dan maar dat in de geest is blijven hangen:


Zonder afspraak

Ik heb niet alle boeken gelezen
noch alle dromen gedroomd
Ik heb niet al mijn levens geleefd
noch alle personen gekend
die mij groter hadden kunnen maken met hun genialiteit
Ik heb in de poëzie geloofd
zoals je kunt geloven in een werkelijk wonder
- op menselijke maat -
Ik heb gedacht dat je alles kunt verwachten van de liefde
maar dat het niet genoeg is om daarop te wachten
Ik heb niet gedanst in de nacht
op de vloer van de mysterieuze eilanden van vuur
Ik heb geprobeerd om het leven recht in de ogen te kijken
Ik heb gezien dat een mens heel vaak
vooral een gewond dier is
en dat zijn wonden hem tot wolf maken
Ik heb gezien dat de beschaafde mens
steeds verder weg gaat van zichzelf
Ik heb vaker het duivelse in het menselijke opgemerkt
dan het goddelijke in de hemelen
Ik heb de kaars niet uitgeblazen
die flakkert in de avondwarmte

In de schaduw van de weigering
diep in het hart van de ondoordringbare woede
is er het ja van elke dag
het bovenmatige vertrouwen dat je stelt in
   de eerste de beste


13. Allan Graubard: Hippocampus

Van deze dichter weet ik dat hij in New York woont. Verder niets. In de luchtweg passeren weinig wolken en windstrepen over Graubard die zich schuil houdt in zijn eigen domein.
Iemand stuurde mij toch dit: “Fragments of nomad days”. Dertien dagen in gesprek met zichzelf over het bestaan, de liefde en de dood. (New York mei-juni 1997). De reddende engel!

Day one

The silence is atrocious, like you, like the
night. Your face absorbs light and then,
without greed but with the clarity of a
triumphant ritual, you absorb me. First my
head which you twist off with the crunching
of powerful jaws, then my torso which you
grade down like a loaf of bread.
I am as worthless as the grains of sand that
hallucinate your face. I am nothing before
you, not even a shadow, the shadow of a
shadow.

En het eindigt met Day 13

When the nomad reaches the boundary
whence return becomes impossible, he will
finally gain his life having nothing else to
lose.
It is at that moment that he will
understand the futility of his efforts. And
pitched back, all too minute, against the
fortified land, he will abolish his laughter,
wishing above all to vanish as he came.

Uit zijn bundel Hippocampus, vond ik onderstaand gedicht veelzegeend:

Hiëroglief 1

Zij draagt een kroon van vogels
als zij ontwaakt
Lijster Spotvogel Gaai
en in elk vogeloog
brandt een rode zon
die eigenzinnig veren
maskers van de ochtend spint

die kleine meisjes tot idool verheffen
met zachte strooien triangels
en jaloerse brieven
los gehakt van weefgetouwen


14. Ludwig Zeller: Aforismen van de bovenlip zijn irritant voor onderlippen

In 1927 in Chili geboren. Zoals u heeft gelezen bij Beatriz Hausner is L.Z. haar pleegvader. Is een geliefd surrealistische dichter en beeldend kunstenaar.
Heeft in zijn jeugd, als leesgierig kind, al snel kennis gemaakt met de avant-gardistische dichters Rosamel del Valle en Humberto Díaz Casanueva die als twintigjarigen hun eerste bundels publiceerden en bevriend waren met Pablo Neruda.
Heeft ook samen met zijn eerste vrouw, Wera Zeller, Novalis en Hölderlin in het Spaans vertaald. “Zonder de Duise romantici was het surrealisme niet mogelijk geweest”, is een bekende uitspraak van hem.

In 1970 organiseerde hij samen met zijn tweede vrouw Susana Wald de tentoonstelling Surrealismo en Chile op de Universidad Católica waar hij later ook het werk van Roberto Matta en anderen beroemdheden ter bezichtiging heeft gesteld.
In 1971 moet hij met vrouw en vier kinderen, om politieke redenen, Chili verlaten. Leeft nu in Mexico.

En tot op de dag van vandaag blijft de collagemaker dichten, tekenen, schilderen en schrijven. In 2009 verscheen zijn laatste bundel Preguntas a la médiumy otros poemas. Bij de publicatie van deze bundel, stond in de krant dat hij “El ultimo dinosaurio del surrealismo criollo” was.
Een prachtige bundel verlucht met tekeningen die bekend zijn geworden toen hij eind jaren tachtig op de jaarbeurs van Leipzig voor zijn tekeningen bekroond werd.

In de katern kunt u lezen dat “de oorspronkelijke versie van deze aforismen, Los aforismos del labio superior irritan a los inferiores, verscheen in het tijdschrift Entreguerras No 10, Santiago de Chile, 1996.” En dat zijn vrouw, Susana Wald, de tekening voor de katern heeft gemaakt.

Ik kies een aantal aforismen en laat u genieten van de denker:

               5
In zijn wulpsheid is de parel een door dorst gepolijste traan.

               9
Als het onzichtbare bestaat, kan alleen blindheid ons doen leven.

               15
Eerst het lichaam, dan de beschaving, en pas daarna de kleren.

               14
Het Generzijde stelt de doden in staat ons te bezoeken in onze dromen.

               32
Droom en Werkelijkheid zijn parallelle fantasmagorieën.

               36
Brood hebben we niet, maar wel stenen i overvloed.

               50
Alleen onbezonnenen wassen zich in wijwater, de overigen zijn hun reddingsboeien.

               56
Geen hemd zonder naad, en geen vrouw zonder knoopsgaten.

               63
Wie zich met bloemblaadjes bedekt wordt door vogels uitgekleed.

               73
De werkelijkheid is niet anders dan wat je je voorstelt.

               82
Als de kater naar de opera gaat, is het om de roze staartjes van de zangeressen in het koor.

               93
Als rijken brood uitdelen, waarom willen zij dan taarten oogsten?



15. Josse de Haan: Rode bus in magisch landschap

Op Internet lezen we het volgende over deze schrijver:
Josse de Haan is geboren en opgegroeid in Peins, een dorp in het noordwesten van Fryslân. In zijn omvangrijke roman Piksjitten op Snyp (in vertaling verschenen als Kikkerjaren) beschrijft de hoofdfiguur zijn kinderjaren in het dorp Snyp, de literaire variant van Peins.
De Haan volgde een onderwijzersopleiding aan de Rijkskweekschool in Leeuwarden, van 1962 tot 1971 was hij hoofd van de school in Herbaijum. In 1971 kreeg hij een benoeming als leraar Nederlands aan de Rijksscholengemeenschap in Schagen (N.H.) waar hij ook ging wonen. Naast zijn werk studeerde hij Nederlands 
in Amsterdam, waarheen hij in 1982 ook verhuisde. In 1988 zei hij het onderwijs vaarwel en wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Nadat hij weer een poos in Fryslân gewoond had, vestigde hij zich in 1999 in het Zuid-Franse grensplaatsje Hendaye; hij woont daar samen met zijn partner, de Spaans-Baskische schrijfster Maite Gonzalez Esnal.
De Haan was een van de oprichters en eerste redactieleden van '
Operaasje Fers' (1968). Verder was hij een poosje redacteur van de literaire tijdschriften Quatrebras en Trotwaer.
Het laatste was in 1969 ontstaan uit onvrede met de bestaande bladen en als protest tegen de instituten van toen (zoals subsidieverstrekkers en uitgevers). Twintig jaar later was het blad volgens hem zelf een instituut geworden. Hij richtte toen zijn eigen eenmanstijdschrift op: iP²r90-Rendez Vous. Hij legde zelf de titel uit als: ik protesteer 
in het kwadraat tegen de rommel van 1990. En Rendez Vous als ontmoetingsplaats. Het blad verscheen in juni
1994 voor het laatst.”
In 2007 werd deze auteur de Gysbert Japicxprijs toegekend. De jury vond dat Josse de Haan een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de vernieuwing van de Friese literatuur.

Over zijn romans, poëzie, kinderboeken en toneelstukken kan heer Google u alles vertellen. Wat op mijzelf de meeste indruk heeft gemaakt is zijn roman Kikkerjaren. Waarom juist dit werk van hem? Misschien omdat de auteur op zoek lijkt te gaan naar een methode om het verhaal zich zelf te laten vertellen. Een soort automatisch schrijven.
En indrukwekkend zijn ook de gedichten in de Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands. Dit prachtige boek is in 1989 samengesteld door Laurens Vancrevel die in deze bundel over deze dichter schrijft: “Josse de Haan schreef een groot deel van zijn poëzie en proza onder inspiratie van het surrealisme, aanvankelijk in het Fries, later tevens in het Nederlands. Zijn belangrijkste publicaties zijn: Inferzen (1972), Skuttingskroat (1974), De dei fan de kraanfugel (1979) en Geeffike Pears Gers (1987).
En als je weet dat De Haan begin jaren zestig door de 'Bende van de Blauwe hand' in Harlingen al kennis had gemaakt met het dadaïsme en het surrealisme, dan verbaast het niet dat zijn poëzie door Laurens is opgenomen in een boek dat alleen nog te krijgen is bij Boekwinkeltjes. nl. Voor mij is deze anthologie iets dat nooit verveelt.

De katern van De Haan is een prachtig verhaal over Anna. Als u dit leest ...

als ANNA thuis kwam in haar huidgegoten BUSdress
een CAMEL tussen de busrood gestifte lippen
op hoge hakken en met wijnrood geverfde nagels
haar lange donkere haar krullend in de wind
een smalle baret er schuin overheen gedrapeerd
de geldmachine over de schouder op haar heup
twee twitterende vogels in haar borsten
heupwiegend en lachend van oor tot oor
 
's zaterdagsavond 

dan stonden wij als jongens in twee rijen
op de brug met open mond en ogen
draaiden ons hoofd gestaag op het ritme van
haar trippelen over de zinken leggers

ANNA onze conductrice sliep een weekend thuis
met haar kwam de wereld het dorp in galopperen
de torenklok zelfs
                                 hield
                                          de
                                                          adem
                                                          in



16. Raúl Henao: Zwarte zon

Deze dichter, uit een surrealistisch gezin uit Colombia, is in 1944 geboren en heeft in Venezuela, México en de Verenigde Staten gewoond; tegenwoordig woont hij in Medellin waar hij altijd deelneemt aan het Festival Internacional de Poesia van deze stad.
Hij is voornamelijk een dwarsligger van het regime en staat in de krant alsThe black listed journalist, Column Seventy-Six, October 1, 2002. Dit ziet u op Internet.
Verder is hij in alle surrealistische anthologieën over de hele wereld te vinden:
Poetas Parasurrealistas latinoamericanas (Honolulu, Hawaï, 1982
The Beloit Poetry Journal – New Latin American Poets (Wisconsin, US, 1982)
Poesia de España y las Americas (Puerto Rico, 1992)
Poetas Hispanoamericanos para el tercer Milenio (Mexico, 1993)
Antologia del Haikú latinoamericano ( Sao Paulo, Brasil, 2001)
The Dedalus Book of Surrealism. The Myth Of the World (Londres, 1994)
Surrealismo e Novo Mundo ( Porto Alegre, Brasil, 2002)
Das Surrealistische Gedisht ( Fráncfort del Meno, Alemania, 2001)
Poesys de Dragoste (Bucarest, 2001)
Haikú-International Anthology – The leaves are back to the Tree (Atenas, 2002)

Ik zal niet zijn bundels noemen. Die kunt u vinden op de zeeën van ons wereldnet.

Ikzelf vond daar uit zijn bundel La vida a la carta dit gedicht met de vertaling erbij:

SOLEDAD SOLITUDE

Tras los muros                                                                           Behind the walls
escucho el bullicioso juego                                                      I hear the children's riotous
de los niños, la música game,                                                 the tattered music
en jirones de una pianola,                                                       of a pianola
o el violin de un grillo                                                              or a cricket's violin
escondido en la alta hierba                                                     hidden in the high
del patio trasero grass                                                             of the patio
de la casa.                                                                                   in back of the house.

Después se hace un largo                                                        Then a long silence
silencio, que por instantes ripens,                                        at times seeming
parece no acabar                                                                       neither to cease
ni tener fin.                                                                                 nor have an end.

Un silencio como un espejo                                                    A silence like a mirror
Donde contemplo indefinidamente                                      in which I contemplate
mi propio rostro                                                                        my own inscrutable face
inescrutable.                                                                              indefinitely.

In de katern Zwarte zon, vind ik de keuze erg moeilijk. De - hoe zal ik het noemen? - onderstroom van zijn gedichten trekt aan mij en boeit. 

Ach, waarom niet dit gedicht? 
 

André Breton

De zwerver met de vlammende haren
Verschijnt midden in mijn woorden.
De weerzinwekkende toren achtervolgt
De heer van de dame
In een vlakte van ivoor of steenkool
Naar gelang de uren verstrijken
Op een zonnewijzer.
Ik kijk de zon in het gelaat,
Blind voor alles wat
Zijn gloed niet noemt,
Maar zelfs een roos laat haar blaadjes vallen
Als je haar probeert te plukken,
Zelfs een springboon
Koestert het wormpje in zijn hart.
En wat overblijft is het oppervlak van de spiegel
Waarop de dagen verstrijken
Van de landmeter, de geldschieter,
De advocaat en de beul.
Halverwege het hof van de waanzin
En de tijd
Zijn mijn woorden een spel kaarten,
Klaver en ruiten
Dat de wind uitstrooit
Over de verlaten platte stenen van de tuin.

In deze katern zijn de titels van de gedichten alleen al een uitnodiging om te lezen:

Zwarte zon. Don Quixote de la Mancha geeft raad aan een Spaansamerikaanse dichter van de XXIe eeuw. Jorge Cáceres in de rijzende regenboog (voor Ludwig Zeller). Droomontmoeting met Philip West.  Het hotel van de roze liefde. Schipbreukeling van de zon en van het laatste gedicht getiteld Definitie geef ik u deze regels:

De dichter

dat zweterige mannetje dat snel
achter de mensen aan loopt

om vuur in hun oren te blazen.


17. Jacques Lacomblez: Blazoen van het ultieme lichaam

In Brussel geboren, 25 maart 1934. Hij is in zijn tienerjaren erg geboeid door de Duitse romantiek, Wagner, Mahler, Baudelaire, Rimbaud, Mallarmé. Dan gaat hij zich interesseren voor Karl Marx, Sigmund Freud en de psychanalyse. Hij schildert vanaf zijn vijftiende in de geest van het surrealisme als hij het werk ontdekt van Giorgio de Chirico en van Max Ernst die een grote invloed hebben op zijn schilderen. Als hij achttien is, in 1952, heeft hij zijn eerste tentoonstelling in de Galerie Saint-Laurent in Brussel, een plaats voor jong talent. 
Hij slaat een hele nieuwe weg in als hij kennis maakt met het werk van Breton en Benjamin Péret. Het automatisme gaat een belangrijke rol spelen. Begin jaren vijftig ontmoet hij René Magritte en de surrealistische belgische dichters zoals E.L.T. Mesens, Marcel Lecomte en Paul Nougé. In 1956 maakt hij kennis met Edouard Jaguer, animator van het tijdschrift Phases, met wie hij veel samenwerkt met het organiseren van talloze tentoonstellingen in Europa en Noord en Zuid Amerika.
In 1958, door bemiddeling van Jean-Jacques Lebel, ontmoet hij André Breton. Hij neemt deel aan twee belangrijke Expositions Internationales du Surréalisme, in 1959, bij de 'Galleria Schwartz' van Milaan, getiteld Mostra Internazionale del Surrealismo en in 1961, op initiatief van Breton en van Marcel Duchamp, neemt hij in de galerie D'Arcy in New York deel aan een tentoonstelling getiteld Le domaine des Enchanteurs.


In de jaren zestig van de vorige eeuw, ontmoet hij de surrealistische dichters en artiesten van de hele wereld en zijn werk wordt ook tentoongesteld in Parijs, Rome, Duitsland, Denemarken en Brazilië.
In 1964 wordt ter gelegenheid van zijn dertigste verjaardag een grote tentoonstelling ingericht in de 'Palais des Beaux-Arts de Bruxelles'.
Hij heeft ook veel dichtbundels geïllustreerd, talloze catalogi van een voorwoord voorzien. Dankzij hem hebben kleine uitgevershuizen aandacht kunnen besteden aan de surrealisten zoals Guy Cabanel, Roger Brielle, Gilles Petitclerc, Ludovic Tac en natuurlijk zijn vrienden, Claude Tarnaud en Jean Thiercelin.

Zijn eigen werken zijn in diverse musea van de wereld te zien. In 2009 was ter gelegenheid van zestig jaar creatie een overzichtstentoonstelling te zien in de Musée d'Art et d'Histoire in Bretagne. 
Aan deze Belgische schilder, tekenaar en dichter is veel aandacht besteed. Wikipedia zal u alles vertellen wat u wilt weten, ik niet. 

Laat u maar meeslepen over zijn zeeën met zijn ...
 
Lied

Die sombere traagheid op je blote huid
Braakliggende velden van de slapeloze nacht
En als gebladerte je handen van schaduw
Dat is het water der uren motregen op je flank
Woestenij reeds van toekomstig verval

Een schip van glas met zeilen van schuim
Glijdt op geluk van de sterren je ogen binnen
Op onzichtbare eilanden lost het spookschip zijn lading
De balsem van wat van begeerte nog rest
Het lied dat zich laat raden op de lippen van de heuvels
Het woord dat door rimpels van zand wordt hergeven
De vlucht van je stem in de weidsheid van de slaap

18. Mattias Forshage: Draagbaar hoofd

Van deze Zweedse surrealist en wetenschapper zijn alle gedichten in deze katern een lang fysiologisch episch verhaal over de wereld, de mens, het leven op aarde verpakt in prachtige beelden en geestige gedachten van iemand die kennis heeft van de aardvorming, natuurkundige en biologische verschijnselen.
Forshage is een natuurkenner en was in 2005 bezig met een proefschrift over entomologie aan de universiteit van Uppsala. Is dus een groot insectenkenner.
Over zijn poëzie wordt op het net geschreven: His poetry “written in the surrealist tradition of automatic writing takes his point of departure in various ornithological or geologic observations made at visits to the Swedish Museum of Natural history in Stockholm.”
De groep surrealisten in Zweden noemt zichzelf “Surrealistgruppen i Stockholm”. Mattias Forshage hoort daar natuurlijk ook bij. En ik lees over die groep in hetzelfde artikel:
“The group describes itself as being founded in 1986, on Midsummer's Eve, close to a waterfall called Ristafallet in Halland in Jämtland, in central Sweden. They started to publish collections of poetry or prose texts under their imprint Surrealistförlaget in 1987.
In an article from 2001, Lasse Söderberg ( a Swedish writer belonging to an older generation) describes them, from an encounter in 1988 as “a few serious-looking young men”, headquartered as the “Surrealist research bureau” in an antiquarian bookstore close to Strindberg's “blue tower” (his famous last residence on the street Drottninggatan on Norrmalm”.

Verder lees ik dat hun publicaties poëtische, surreëele texten betroffen en dat hun hoofdartikelen vaak filosofisch of politiek van aard waren. En ze schreven over erotiek, geld, alchemie en muziek.

En wij genieten van deze entomolische woordenstroom:
 
Als deze nachthagedis

De kleur van de omgeving is wit, je gaat met schimmen om
De bomen zweten deze nacht
hun zweet stijgt als een rookwolk op om ze nog eens
   te omhelzen
Enkele ontbrekende schimmen maken een dansje om
   die bomen heen
spelend nu alles nog mogelijk is
als we maar niet denken dat we nog een tijdje moeten leven
Is dat de anecdotische open plek in het bos?
Het liedje zat daar te zingen, jonglerend met heldere tonen
   en piepers
en andere geconfijte dingen die aan de takken hingen
   en opvallende libellen
zoals alles dat op en neer danst in deze windstille lucht
het bezat alle merkwaardigheden van wat ontwaakt
Als ik besta zal ik alleen maar blijven zitten en deze
   voltooide ruïnes inademen
dat zou de reden zijn dat de sterrenstelsels daar nog steeds
   opgeslagen liggen
en ik stroomde uit over deze kleivlakte begroeid met gras
   tussen de moreneheuvels
en droop of kroop uit alle macht van mijn nacht, een
   grote hagedis
wist ik te ontwijken, de lichtkringen van de lantaarns langs
   de paden door het park
moeten opschieten om het afsluitende haakje te zetten

19. Rodrigo Hernández Piceros: Op de vooravond van het primitieve

Rodrigo Hernández Piceros is op 12 oktober 1974 in Santiago de Chile geboren. Hij is journalist en dichter. Hij is met Aldo Alcota een van de oprichters van de surrealistische groep Derrame. Zijn werk wordt gepubliceerd in nationale en buitenlandse tijdschriften zoals in La Forma del Árbol, Gaceta Literaria El Bote, het tijschrift Brumes Blondes (Nederland) en in Frankrijk Cahier de I umbo. In 2007 komt zijn eerste werk uit La perseverancia del sueño, Ed. Derrame.
Hij behoort tot de Grupo Simultaneista/Poesia. Deze groep houdt lezingen. Op lunes 29 de agosto de 2011: “Lectura de las mil preguntas” dichters die hun eigen teksten voorlezen: Rodrigo Hernández Piceros, Rodrigo Verduro, Enrique de Santiago Julio Carrasco Santiago Barcaza Miguel Maranja Rios Javier Bello,  Roberto Yánez Leonor Dinamarca El Cantautor Alejandro Espinoza interpretara sus composiciones Habra un debate abierto sobre poesia & revolucion & evolucion.

Het titelgedicht van zijn katern geeft een goed idee van de teksten die daar bijvoorbeeld worden voorgedragen;
 
Op de vooravond van het primitieve

 
Mijn brein was de slang die de grenzen van de slaap opslokte
Dat verre land waar men vogels heeft getransformeerd
Het isolement was er zo groot dat onbegrip slechts gekonkel
    was
De harmonieën kon je er waarnemen in raadsels voor
    kinderen
De speurtocht werd doorstoken door de ogen van een
    everzwijn
Een zo grote verwachting was er samengebald in de
    oogleden van een blinde
Een schot dat zich het slachtoffer voelde van waanzin
En oneindig veel jongeren die speelden dat ze de planeet
    in brand staken
Waarlangs rituelen en aanroepingen gebeurden
Met oude dansen die werden gevoegd bij de spil van
    het bestaan
Er was een hele toekomst in de kleur van schelpen
Een in rook opgegaan oponthoud van de snavel van
    een spinachtige
Die deze opening van zaken nog smakelijker maakte
Zo sprekend gelijkend op een kruisiging op zondag
Er was een passer uitgestort in alchemie
Parallellen gevangen in het oog van de tijd
Verstand dat door de orkaan van de stilte voorzien was
Beesten onderworpen aan de geur van de nacht
Een gebaar werd uitgelokt door de onverschilligheid van
    de dood
Bij goddelijke tekens die in steen waren uitgehouwen
Tijdverdrijf dat uitgevonden was in de jeugd van de wereld
Dat leidde tot de speurtocht naar de rinoceros
Op de vooravond van het primitieve en heel zijn pracht.

En dan lees je wat de Otros sitios surrealistas zijn:  Poetica y Poesia del grupo Surrealista Derrame
en een lijst van 120 surrealistische dichters verspreid over de tijd en de wereld: van Benjamin Péret tot deze jonge dichters geboren in de jaren zeventig in Santiago de Chile.



20. Hans Plomp: Een + een =Eén

Over deze dichter vertelde Laurens ons op Ruigoord:
'Wie zich openstelt voor surrealistische impulsen, kan meer inzicht en kennis opdoen dan wie zich niet buiten de scherp afgebakende paden van het rationalisme of het religieuze gezag plaatst.' Dat schreef Hans Plomp ruim een kwart eeuw geleden in zijn essaybundel Een schizofreen is nooit alleen. Vanuit die visie heeft Hans met zijn geestverwanten Ruigoord uit de havenklei omhoog getrokken, en daarna dit unieke festival gesticht.
Hans Plomp is een magische en spirituele verteller – lees zijn reisverhalen over India maar, bijvoorbeeld het recente boek India, heilig en hels, of lees zijn unieke roman Lokomotive over het avant-garde klimaat in het dadaïstische Berlijn. Maar hij is in de eerste plaats een dichter, een dichter die de scherp afgebakende paden van het literaire wereldje schuwt, en juist surrealistische invallen volgt. Zijn bundel Venus in Holland is imponerend van helderheid, strijdbaarheid en humor. Dezelfde stem die uit het verre, tijdloze verleden lijkt te komen, en die helemaal past bij het leven dat nu voor onze voeten ligt als we willen, klinkt in de buitengewone recente bundel Karma Sutra: die is geestig, diepzinnig en vitaal.
De kleine reeks nieuwe gedichten in het Brumes Blondes katern met de titel Een + een = Eén heeft als motto een duizend jaar oud wijsheidsgedicht uit India meegekregen over de androgyne werkelijkheid. Met datzelfde gedicht sloot Plomp zijn al genoemde essaybundel Een schizofreen is nooit alleen af. Hans Plomp is zichzelf altijd trouw gebleven. Hans gaat ons nu meevoeren in de betoverende werkelijkheid van zijn poëzie.

Ik aarzel tussen twee gedichten: de een ontroerend en de ander filosofisch. Beiden zo goed dat ik ze las en herlas:


Geboorte van een engel


Kijk eens, mijn lief,
dit plekje stil en zacht,
laten we hier gaan liggen,
het wordt nacht.

Ze legden zich neer
en werden elkaar:
broer, zuster, tweeling
in hemelse omhelzing.

Hun ogen werden een kristal
waarin je ziet wat is geweest
en wat zal komen,
verborgen in dromen.

Vriend, zei zij,
ik laat je zo dichtbij
opdat ik mij
weerspiegeld zie in jou.

Hij zei: In jou
herken ik mijn eigen vrouw.

Twee helften werden heel,
zo wordt een engel mens.

Wat het andere gedicht is laat ik aan uw fantasie over. U zult toch de hele bundel moeten lezen.


21. Wijnand Steemers: Gevaarlijk alfabet

Ook bij deze dichter laat ik u de tekst van Laurens lezen:
“Het dichterschap bereikt je via een ladder zonder sporten naar een hemel dichtgegooid met aarde.' Dat schreef Wijnand Steemers in zijn aforismenboek Mijn gitaar. Steemers is een revolutionair die niet alleen zulke surrealistische objecten bedenkt als een ladder zonder sporten, hij wil ook de poëtocratie tot stand brengen: de wereld waarin het poëtische machtiger is dan de economie en de banaliteit. Hij schreef een buitengewone sleutelroman onder de titel Poëtocratie; het is een roman over personen die trachten het volkomen poëtische in de praktijk te brengen. Steemers schreef ook een strijdbaar essay over de bevrijding van het scheppingsproces, Het blinde zienerschap, dat zijn ambities heel doeltreffend weergeeft; hij gaat in tegen de hoofdstroom van de kunstwereld, waar magie, inspiratie, intuïtie en zienerschap in de ban zijn gedaan. Zijn eigen poëzie is zowel experimenteel als grenzen verleggend. Lees zijn onovertroffen bundels Droomfabriek, Sub
rosa en Sed non satiata, en je kijk op de Nederlandse poëzie is voorgoed veranderd. De kleine bundel Gevaarlijk alfabet, die in de Brumes Blondes Katernen is verschenen, geeft ook ruim baan aan het satirische genre; verplichte kost voor onze politici, al gaat het gerucht dat zij niet meer kunnen lezen.”

Alle gedichten uit deze katern zijn zo geestig dat je ze eigenlijk uit je hoofd wil leren.
Humor is in deze bundel de edelste vorm van het komische.

Wat een plezier voor de lezer!

Bedelpoëet

Naamloze onder de namen, bedelpoëet,
Een rode draad heb ik aan jou ontsponnen,
Jij zelfontspanner die zijn sluitertijd vergeet.
Waarom ben jij aan o jezelf begonnen?

Dompteur van humeuren. Componist
Van wanklank. Chirurg die zichzelf opereert.
Dreinmachinist. Klaaglijke hoorn in de mist.
Keilsteentje dat over brak water scheert.

Bijziende lenzenwisser. Speelman, uitgespeeld.
Vuurvliegje dat in onze duisternis tast.
Kleine zelfstandige die zich heroïsch verveelt.
Dooddoener die op de kleintjes past.

Te groot voor jezelf! Wel zonder klandizie.
Puntenteller langs lange beleidslijnen.
Onzichtbaar voor elke geheime politie
Kun je jouw zon in het water zien schijnen!

En nog een omdat ik ervan geniet!

Ode

Een ramp! Een ramp! Geef
ons een ramp opdat wij kunnen geven!
Schenk de schellen van Uw ogen,
geef de aderen op Uw hand,
schenk de chipkaart Uwer dromen.
Geef, geef, er is te weinig ramp
om ons, bedelaars, aan vast te klampen
als na een schipbreuk aan een plank
of aan de stilte na een opstand.
Geef Uw laatste oortje
aan de gulste gever die U aanklampt.
Geef en tast diep
in het gat in Uw hand.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Wie deze bundel leest zal in wateren zwemmen van een wereldzee waar dromen meelopen met de dagelijkse dingen des levens. Het zal wellicht u eigen woordenstroom veranderen zoals mij overkwam toen het automatisch schrijven mij te pakken kreeg; en zomaar op een dag dit gedicht, ongevraagd, op mijn avondbord lag:

Willig product

Lang geleden
toen alles nog groen was
ongeschonden leeg en groots
strooiden hoge bomen stiltes
langs wegen
die nog niet bestonden
stampten viervoeters luidkeels
oeroude struiken stuk
liepen vreemde wezens blootvoets
sliep een wild konijn in mijn tuinkuil
reed geen wagen over de paden
siste geen trein langs de bergrand
snorde boven het hoofd geen tuig
sprak de aardeling nog niet de taal
die hem tot gehoorzaam
onderdaan transformeerde
later tot vurig oorlogsmachine
uiteindelijk tot willig product
van een consumerend geheel.



Tenny Frank
Oktober 2011 





















Geen opmerkingen:

Een reactie posten