De omslag valt meteen op: tekeningen, collages, illustraties van beroemde beeldende kunstenaars: Theo van Baaren, Jörg Remé, Rik Lina, Philip West. De prijs van ieder katern is ook aantrekkelijk: 4€
Ze zijn uitgegeven bij Brumes Blondes in Bloemendaal door Laurens Vancrevel die de spaans-, portugees-, frans- of engelstalige dichters kundig en mooi heeft vertaald. Van ieder dichter geef ik u versregels mee; en waar mogelijk een gedetailleerd verhaal.
Twee vragen die Laurens Vancrevel bij de presentatie van deze katernen op het Vurige Tongen Festival in Ruigoord, op 12 juni, stelde zijn voor de lezers wellicht van belang:
De eerste vraag betreft zijn surrealistische uitgeverij:
“What the hell is Brumes Blondes”.
Ik geef u zijn antwoord:
“Dat is Frans voor 'Blonde Nevels' of 'Blonde Mist'. Het is een woordspeling, die in 1960 is gemaakt door de Franse surrealistische dichter Gérard Legrand. Hij kondigde in het tijdschrift Bief het ontstaan aan van het Bureau voor Surrealistische Onderzoekingen in Amsterdam, dat een manifest had gestuurd naar de Surrealistische groep in Parijs.
Gérard Legrand schreef erboven: Du pays des Brumes Blondes, Uit het land der blonde nevels – een woordspeling met het cliché voor Holland, de Blonde Duinen. Daarna is die woordspeling de titel geworden van het surrealistische blad dat vanaf 1964 verschijnt; het is ook de naam van de surrealistische uitgeverij, die boeken heeft uitgegeven van Louis Lehmann, Simon Vinkenoog, Jan Elburg, Breyten Breytenbach en vele anderen. “
De tweede vraag: “What the hell is surrealism” geeft een goed antwoord op het begrip van een kunststroming die voor veel mensen onduidelijk is. In het woordenboek lees je: “richting in de kunst, die van het denkbeeld uitgaat dat de dingen niet zijn wat zij schijnen, maar een onderbewuste lading hebben.” Het antwoord van Laurens V. is veelzeggender:
“Het surrealisme is van alle tijden, maar het woord is bedacht door de dichter Guillaume Apollinaire, en de filosofie ervan is geformuleerd door André Breton, Benjamin Peret, Octavio Paz, Nicolas Calas, Herbert Read, Gherasim Luca en vele andere dichters en denkers. Het surrealisme is een springlevende undergroundbeweging, die in vele landen actief is. Het gaat het surrealisme om het afwerpen van alles wat de verbeelding en de vrijheid in ons leven belemmert. Weg met religie, weg met de burgelijke moraal, weg met het vernietigende kapitalisme, weg met de onderdrukkende politieke instellingen van de staten. Leve de poëzie, de vrijheid en de liefde. Poëzie wordt door surrealisten heel breed gedefinieerd: het omvat alle kunsten, en ook het leven zelf. Het gaat erom het leven opnieuw hartstochtelijk te maken. (....) “
Interessant voor de liefhebber van deze stroming in de kunst is te weten dat er deze zomer een internationale surrealistententoonstelling was in Istanbul met de titel 'Destructie'. In Stockholm werd in het National Museum een manifestatie gehouden door de Zweedse surrealistische groep. In Philadelphia (V.S.) is in de lente, volgend jaar, een tentoonstelling: 'De Vijfde zon'. Volgend jaar, in Spanje, een grote expositie voor Eugenio Granell.
Ja,
het surrealisme is een undergroundbeweging, waar ook ter wereld,
springlevend!
Wie
zijn die dichters van deze katernen? Ik hanteer de volgorde zoals
gegeven door de uitgever: Theo
van Baaren, L. Th. Lehmann, Emile van Moerkerken, Gertrude Pape, Edouard
Jaguer, Tenny Frank, Guy Cabanel, Pieter Schermer, Beatriz Hausner, Sergio
Lima, Laurens Vancrevel, Bastiaan van der Velden, Jan Bervoets, Rik
Lina, Pierre
Vandrepote, Allan Graubard. Ludwig Zeller, Josse de Haan, Raúl
Henao, Jacques
Lacomblez, Mattias Forshage, Rodrigo Hernández Piceros, Hans Plomp, Wijnand
Steemers.
1. Theo
van Baaren, L. Th. Lehmann, Emile van Moerkerken, Gertrude Pape:
Beter
ten halve gedwaald dan ten hele gekeerd
Deze dichters, behalve Louis Lehmann, zijn in de jaren tien van de vorige eeuw geboren, en in de jaren negentig overleden. Zij hebben allemaal in de oorlogsjaren, van 1941 tot 1944, meegewerkt aan het dadaïstische tijdschrift De Schone Zakdoek.
“Op onregelde tijden kwamen de redacteuren bij elkaar ten huize van Gertrude en Theo van Baaren met hun eigen bijdragen – gedichten, verhalen, essays, décalcomanies en foto's – waarna een blad van ongeveer twintig tot dertig pagina's werd samengesteld, dat Gertrude daarna uittypte, op losse bladen plakte en dan in elkaar naaide in een schriftvorm.” Dit schrijft Louis Lehmann in de inleiding van Intermezzo, een bundel van Emile van Moerkerken, in 2004 uitgegeven door Brumes Blondes.
Deze dichters, behalve Louis Lehmann, zijn in de jaren tien van de vorige eeuw geboren, en in de jaren negentig overleden. Zij hebben allemaal in de oorlogsjaren, van 1941 tot 1944, meegewerkt aan het dadaïstische tijdschrift De Schone Zakdoek.
“Op onregelde tijden kwamen de redacteuren bij elkaar ten huize van Gertrude en Theo van Baaren met hun eigen bijdragen – gedichten, verhalen, essays, décalcomanies en foto's – waarna een blad van ongeveer twintig tot dertig pagina's werd samengesteld, dat Gertrude daarna uittypte, op losse bladen plakte en dan in elkaar naaide in een schriftvorm.” Dit schrijft Louis Lehmann in de inleiding van Intermezzo, een bundel van Emile van Moerkerken, in 2004 uitgegeven door Brumes Blondes.
Misschien
is het aardig om te weten dat De Schone Zakdoek in de
oorlogsjaren in één exemplaar verscheen zodat het werd onttrokken
aan de censuur van de bezettende macht. Een
veertigtal personen hebben eraan meegewerkt. “Het blad kon bij
Gertrude thuis gelezen worden op de toen al traditionele
maandagavondbijeenkomsten.”
Aldus Theo van Baaren.
Aldus Theo van Baaren.
“Voor
de eerste maal wordt het boeiendste uit De Schone Zakdoek uit het
duister gebracht in een fraaie, rijk geïllustreerde uitgave”,
lezen we op de achterflap van dit door Meulenhoff in 1981
uitgegeven 'onafhankelijk tijdschrift' met de titel DE SCHONE
ZAKDOEK.
Voordat ik iets vertel over de eerste Brumes Blondes katern, wil uw aandacht vestigen op een recensie van L. Lehmann, verschenen op 20 en 21 maart 1989 in de Provinciale Zeeuwse Courant en het Helmonds Dagblad, over een Wereldpremière opera uit 1944, waar we het volgende lezen:
“Theo
van Baaren, dichter en emeritus-hoogleraar in de theologie, wordt wel
de vader van
het surrealisme genoemd. ( ....) Van Baaren schreef de tekst voor Der
Mörder in 1944.
Vijfenveertig jaar na dato beleefde deze mini-opera de publieke
première. Het is het
verhaal van euveldaad en inkeer. Een moordenaar (in spe) stopt enkele
slagersmessen
in zijn koffertje, zoekt en vindt een slachtoffer en formuleert een
aanklacht die slechts
tot de doodstraf kan leiden. (...) De schurk moet sterven. Voordat
het bloedig voornemen ten uitvoer wordt gebracht, wordt Der
Mörder evenwel
door twijfel bevangen. Hij weet niet of de man 'in staat van genade'
verkeert. In dat geval straft hij hem niet maar zendt hij hem
hemelwaarts. Dat risico is de scherprechter te machtig. De schurk
blijft leven en iedereen is blij. Doek.”
In
het drama Beter
ten halve gedwaald dan ten hele gekeerd,
is de plaats van handeling een bordeel op een vliegtuigmoederschip. Het
heerschap, genaamd Onan Eliah Jones heeft bij zich een geïllustreerde handleiding, een
prospectus, een contractformulier en een inschrijvingsformulier van
zijn kerk. Met
hem staat voor de deur van dit huis van plezier enen Valdemar Bang,
'de bekende bokser'
wiens naam meteen wordt herkend door direkteur Ivan. Deze
figuur zegt tegen Juanita, de enig vrouwelijke personage, 'ik ben
niet Bang'. Als
de lezer daarvoor heeft gelezen dat zij 'zo ongelukkig' is en 'het
mes maar een vouwbeen' is, dan ontvouwt het verhaal een serie
afschuwelijke incidenten waar iedereen of niemand van op de hoogte
was. Maar
'de dingen zijn niet wat ze schijnen', zegt het woordenboek.
Dit
stuk is in 1941 door de vier surrealisten geschreven voor De
Schone Zakdoek,
maar nooit
daarin opgenomen. Zeventig jaar na dato is dit dadaïstische stuk
eindelijk te lezen.
Van een opera uit 1944 naar een Brumes Blondes katern, met dit slot!
Finale in Urks costuum
We hebben elkander vergeven,
we
zien van ontroering nog scheel,
we
beginnen zo straks een nieuw leven
in
een spiksplinternieuw bordeel.
We
laten de zorgen weer varen,
er
is nog wat onder de kurk,
we
vliegen fluks over de baren
naar
't wonderschoon eilandje Urk.
2. Édouard
Jaguer:
De
nacht is om deuren mee te openen
Toen
deze dichter in de nacht van 9 mei 2006 overleed, ontving ik een dag
later deze mail:
“Edouard
Jaguer is overleden, men kent hem als dichter en
kunstcriticus en als de
belangrijkste organisator van Mouvements Phases. Een groot verlies
...”
In
de 'Bibliografie sur Edouard Jaguer' van Claude Arlan uit België
(2000) staat: “En
passant par le surréalisme, Cobra, Phases, Edouard Jaguer est un
critique d'art à qui l'on
doit un ensemble d'essais sur la peinture, organisateur de nombreuses
expositions collectives
à travers le monde; E.J. est l'auteur de dessins à la plume et de
plusieurs recueils de
poèmes. Convaincu que “l'art est la continuation de la révolution
par d'autres moyens”,
E.J.
assigne à ses multiples activités un but unique, 'la quête du
principe de liberté”.
Geboren
in 1924 in Parijs. Hij ontdekt in 1937 gelijktijdig het surrealisme
en de non-figuratieve
schilderkunst. In 1943, sluit hij zich aan bij de surrealistische
groep “La main à Plume”. Na 1945, raakt hij bevriend met
Atlan, Bryen, Jorn, Gotz, Soulages en wordt redacteur van het
tijdschrift Cobra (1948-1951). En vanaf 1959, neemt hij deel aan de
activiteiten van de internationale surrealistische beweging en richt
met zijn vrouw Anne Éthuin het tijdschrift Phases
op. Hij zal vanaf 1959 ook altijd meedoen aan het organiseren en
coördineren van vele collectieve tentoonstellingen in een twintigtal
landen. Het
surrealistische tijdschrift La
tortue-lièvre uit
Canada heeft in juni 1996 een heel nummer
aan hem gewijd waarin duidelijk wordt hoe belangrijk hij is geweest. In
dat nummer zijn ook prachtige tekeningen van hem te zien want dat was
hij, een begenadigd tekenaar en collagist. En ook een theoreticus
die in talloze tijdschriften schreef over de moderniteit en het
surrealisme. Bekend is geworden Poétique
de la sculpture uit
1960,
Les mystères
de
la chambre noire
uit 1983,
Le surréalisme face à la littérature
uit 1989. En talloze monografieën over Alechinsky, Jorn,
Margaroni, Oelze en vele anderen. Toen
Edouard Jaguer in zijn slaap in de nacht van 9 mei 2006 overleed,
ontving ik die dag twee
mails: een van Rik Lina die het meteen al van zijn Franse vrienden
had gehoord en een
van Richard Walter van Infosurr met het verzoek iets te schrijven
over je relatie met de
dichter of over je herinneringen aan hem of een leuk verhaaltje, want
hij was toch eigenlijk een groot kind gebleven dat de vreemdste
dingen uithaalde; vond het altijd leuk om de gegoede burgerij te
choqueren met zijn tekeningen, gedichten en uitspraken.
Naast het titelgedicht uit 1954 staat in de katern van deze dichter een gedicht uit 1962 dat ik vele malen herlas, getiteld
Altijd
Sisyphus
Je
jeugd doorkomen tussen twee snijbanken dat geeft
te lachen
En
dan nog luiken En dan nog deuren En dan nog
wapentuig dat ze op mijn ogen hebben vastgespijkerd
En
nog een schot om alles te verwoesten Ik leef nog
Ik
verken de stad
Levensstraat
Sterfstraat
Op
het kruispunt van de werelddelen die met bloed zijn
aangegeven op de kaart
Vind
je sidderende flarden
Dat
zijn de vlaggen van de staten die de aanval deden
De
aarde ontvangt haar minnaars in de salons van haar
kernvuur
Maar
jullie kustbewoners van de wekelijkheid die
vastgeklonken zijn aan jullie binnenbomen
Jullie
verscheuren elkaar
Het
pakijs overdekt zijn tranen van pels
Spinsels
en sitskatoenen stoffen strafkampen en achter-
kamertjes gaan met razende vaart voorbij langs de oever
van het leven
De
Sambre de Guadalquivir de Lot die gaan eveneens als
blinden voort
Langs
de oever van de bewegende stromen zoals kinderen
en gekken die tekenen
Opstaan
nu
3. Tenny
Frank:
Het
verleden heden
Over
mij schreef Laurens V. bij de presentatie in Ruigoord het volgende: 28
jaar geleden, op de Eerste Pinksterdag 1983, gebeurde het wonder. De
anarcho-surrealist Jak
van der Meulen, die trouwens een groot liefhebber was van Ruigoord,
schreef in een gedicht
op wat er toen gebeurde: 'Zo'n
zondag was het, Tenny, om stil te kijken naar / de zeven donzen
jongen van het zwanenpaar / ... / en om nu voor het eerst wat te
fietsen naar waar/ de
weg niet verder gaat / ... / en [we] wisten ons voorgoed aangekomen
bij elkaar.' Vanaf die
dag is de dichteres Tenny Frank aangeraakt door het wonder. Het
wonder heeft haar daarna niet meer verlaten, ondanks alles. Tenny
schreef de intieme bundel Ik
nam ze mee, jouw woorden, en
later Maanflora.
Ze
schreef
over
wonderen
in
haar gedichten die ze in het tijdschrift
Brumes Blondes plaatste. Haar kleine nieuwe bundel Het
verleden heden
is een hoogtepunt
van melancholie, humor en droom. Weer zo'n wonder als op die verre
zondag .
Dit
automatisch geschreven gedicht kies ik voor dit stuk:
Neem mee
Gewicht van het verleden heden
Gezicht van een krokodil in tranen
Groene zeep voor het geval dat
Een verrekijker om het niets te zien
Een tas met geld voor gappers
Kuifje in Peru voor pinguïnstrand
Bril en geweer voor de autodame
Tandenborstel om af te spoelen
Urgente brief van gebruikte liefde
Zijden jurk van mijn grootmoeder
Gouden zakhorloge van weleer
Boterhammen voor de wereld
Conservenblikken met rode zalm
Gelakte pumps en blote sloffen
Fles water voor wrange dromen
Lichtgevend oud adresboekje
Punaises voor zeikerige agenten
Eigennamenkoffer voor van Dale
En de rest
4. Guy
Cabanel:
De
sterren omgekeerd
In
het eerste nummer van het laatste surrealistische tijdschrift, L
'Archibras, schreef
Jean Schuster
in 1967: “Guy Cabanel détient à mes yeux les clés du langage
absolument moderne.
Je
ne doute pas qu'il ait trouvé quelques-uns des secrets qui
introduisent à l 'alchimie du verbe.” Toen
hij door toedoen van zijn geschrift À
l'animal noir,
op 10 augustus 1958, in de surrealistische groep werd opgenomen, zei
André Breton over hem: “Ce
langage, le vôtre, est celui pour lequel je garde à jamais le coeur
de mon oreille. C'est
celui dont j'ai attendu qu'il ouvre de nouvelles communications,
vraiment sans prix
et comme par voies d'étincelles entre les êtres.” En
Pierre Reverdy zegt over zijn werk: “La
valeur d'une oeuvre est en fonction du contact poignant du poète
avec sa destinée.” Bij
het lezen van deze katern werd ik heel stil en vond het vreemd om
weer in deze lawaaierige
wereld terecht te komen.
Meteen bij de eerste pagina word je bijna
pijnlijk getroffen
door deze zó bijzondere stem.
In de chaos
rondom
de wind die draait
dwars
door het dorre bos
of
over de lichtstraal van een verzonnen maan
achter
het masker van een plotseling bevroren dood,
alleen
maar geboren
verbrand,
behekst en reeds gewond,
gelukkig
ook een dwaas,
zoon
van de rode schemering
in
de voorwereldlijke wereld
van
vormeloze hoop, van triest geweld,
van
ongehoorde onschuld,
steigerend
op de ruimte, die fragiele brug
waarover
de stoet van begeerten trekt,
de
andere oever bedenkend
vurig,
zinnelijk, woedend en vol geur.
5. Pieter Schermer: Soeverein
Met
deze
dichter uit Enkhuyzen heb ik sinds oktober 2008 een online
'verhouding' mogen
hebben die alles te maken heeft met het surrealisme.
Hij
was toen bezig met een 'toelichting
en commentaar' op
Fata
Morgana van
André Breton.
Deze
unieke, prachtig geïllustreerde bundel verscheen bij Labyrint in
2006.
Onlangs
ontving ik van hem 'J'ai
bien des choses à vous dire ...', les
lettres de Nadja à André
Breton; en
even later lag op mijn deurmat
'Ce n'est pas les images qui me manquent ... Les dessins de Nadja.
Allen, verschenen bij Labyrint in 2010.
Geweldig
spannend om dit te lezen en erin te kijken. Mooie foto's,
illustraties en tekeningen. Dit zijn bundels die zijn opgemaakt en
becommentarieerd door Her de Vries.
Als
men iets over Breton wil weten en zien, dan zijn deze bundels precies
wat je wilt hebben. Deze
'surrealistische' leraar Nederlands is bezeten van poëzie en heeft
mij Breton weer doen
ontdekken. Ik zal u laten lezen wat Laurens V. over hem zei bij de
presentatie op het
Vurige Tongen Festival:
“Pieter
Schermer kiest altijd die voorstellingen en thema's in zijn
gedichten, die aantonen dat
schoonheid niet vrijblijvend, maar krampachtig is en zijn moet, dat
het wonderbaarlijke vaak
verbijsterend is, en dat ook zijn moet. Niet voor niets heeft hij
zich gewaagd aan het vertalen van de complexe poëzie van André
Breton en Joyce Mansour, twee dichters die gevoelens
en de dichterlijke conventies nooit ontzien. Schermers eigen
gedichten zijn vervuld van
maximale tegenstellingen en erotische verwijzingen. Het eerste
hoogtepunt van zijn werk is de bundel Onirisch
– Ironisch uit
1976, een bundel die eigenlijk klassiek zou moeten zijn, maar
de hoofdstroom van de poëzie in Nederland is nu eenmaal huiverig
voor surrealisme.
Een
klein meesterwerk vind ik de cyclus Navigator
uit
2008. In het nawoord daarvan schrijft
Schermer: “Het
enige wat wij moeten doen, is ons openstellen en uitleveren aan onze
zintuigen en in dat moment suprême glijden. Waarom zouden we willen
verklaren of
begrijpen? Die retorische vraag bevat de opdracht vooral goed te
kijken. Kijken moet.”
De
gedichtenreeks Soeverein,
( ... ) gaat over het grote mysterie van de dood. Daarmee plaatst
Schermer zich in de traditie van de zwarte romantiek.
Leest u maar:
Leest u maar:
Met
de terugwerkende kracht van de boemerang
Doordringt de opdracht het lijden de verlossing
Doordringt de opdracht het lijden de verlossing
Aan
woorden voorbij geleefd de stilte dreunt na
Dan is het helder de lust tot rust gestild
Aan
geantidateerde zelfreflectie ontzield
De
waarheid van de mens is de dood
Hij
die opzettelijk aan zichzelf
Op
uitdrukkelijk en ernstig verlangen
In absentie met de fluwelen handschoen
Kenbaar
maakt
6. Beatriz
Hausner: De
ideale man gedichten
“Beatriz
Hausner werd in Chili geboren in een surrealistisch gezin; haar
moeder, Susana Wald,
is een geweldige surrealistische schilderes, haar pleegvader is Luwig
Zeller, dichter en
collagemaker; samen leidden zij destijds Casa
de la luna, het
huis van de maan, een centrum voor poëzie en kunst. Maar ze moesten
uitwijken voor de dictatuur van Pinochet, en
vestigden zich in Toronto. Beatriz werd Canadese. Ze ontwikkelde zich
tot een bekend poëzievertaalster: ze kreeg veel waardering voor
haar versies van het werk van Cesar Moro, Jorge Cáceres, Enrique
Gómez-Corrêa, en vele anderen van het Spaanstalige surrealisme.
Natuurlijk
begon zij ook zelf poëzie te schrijven, eerst in het Spaans, en
daarna in het Engels. Haar laatste virtuoze, spannende bundels zijn
The
Wardrobe Mistress en
Sew
him up. Over
die laatste bundel schreef de gezaghebbende Amerikaanse dichter en
poëzieredacteur Andrei Codrescu: To
be simultaneously fleshy and ghostly, what a feat!
Als
Brumes Blondes Katern is verschenen: De
ideale man gedichten, de
Nederlandse vertaling
van
een reeks die in 2008 verscheen in het e-zine The
exquisite corpse.”
Dit
vertelde Laurens V. ons op het Vurige Tongen Festival over deze
bijzondere vrouw die wij
als eerste dichter, op 12 juni, tegenkwamen op het verlaten
Sloterdijk station en die ons vertelde:
'I 'm staying at the Churchstreet in Amsterdam'. Ik was erg benieuwd
naar haar bundel
waarvan de titel mij intrigeerde. Ik was niet teleurgesteld.
Leest u dit gedicht maar:
Leest u dit gedicht maar:
Katerman
In
den beginne
was
kater de poortwachter
van
een nieuw type deuren
die
opkrullen aan de hoeken
hebbedingen
voor minnaars
terwijl
ingewikkelde
meubels
omvielen
op
kussens lakens
Zijn
poten gingen hem voor
ze
spanden de snaar
minder
vingertoppen keken
in
de iris van eerste en laatste
kater
terwijl hij vocht met
beesten
groot en klein
bijtend
bij de paring
De
kamer was nog niet goed en wel
gereinigd
van mijn spoken of
hun
aanhang verwelkomde zijn klauwen
terwijl
die diep in de muren etsten:
alfabet
van vreemde talen
voor
snorrende katermannen.
7. Sergio Lima: De hogere aanstootgevendheid
In het boek Le Domaine poétique International du Surréalisme, in maart 1978, bij Le Puits de l'Ermite verschenen, schrijft Guy Malouvier:
“Des
peintres et des poètes surréalistes brésiliens participèrent à
l'exposition internationale surréaliste de Chicago (1976). Sergio
Lima est un poète dont on rencontre souvent des textes dans la
presse surréaliste.” (...)
Dit
is in de Verenigde Staten de eerste grote surrealistische
tentoonstelling sinds “Surrealist
Intrusion in the Enchanters'Domain” (New
York, 1960-61) en verreweg ook de belangrijkste. Deze
wereldtentoonstelling in Chicago brachten 500 werken bijeen van 130
deelnemers uit 33 landen waaronder ook Brazilië.
“Au
Brésil, le Surréalisme ne fut qu'une composante, parmi tant
d'autres, du Mouvement
moderniste.
Historiquement inexistant, il tend cependant, ces dernières années,
à intéresser un nombre croissant de jeunes poètes lassés du
“concrétisme” ou dévoyés vers la poésie “sociale” kun je
verder lezen. -
6 -
Toen
ik mijn vriend Rik Lina via de luchtweg vroeg of hij iets over Sergio
Lima wist,
kreeg
ik vrijwel meteen het antwoord waarop ik hoopte: “Sergio Lima ken
ik natuurlijk heel goed.” Daarna volgden vele mails over deze
dichter die nu in Portugal zit met zijn surrealis-
tische
vrienden en ik ontving van Rik vele foto's op mijn scherm van deze
zeer aantrekkelijke kunstenaar. Een zin van Rik bleef hangen in mijn
geest: “Surrealisme wordt in Brazilië heel wat belangrijker
gevonden dan bijvoorbeeld in Les Pays-Bas ...”
En
van de vele foto's die men niet zo snel vergeet was die op een boot
genomen met links
Gerrit
Komrij, in het midden Sergio Lima en rechts Rik Lina. Ja, ze waren
die dag op bezoek bij de welbekende Nederlandse dichter.
Over
een van die foto's schrijft Rik: “Hierboven de 'Cabo Mondego
Section of Portuguese Surrealism', in een café in Coïmbra. We zijn
bezig met een soort cadavre: Sergio laat een foto zien en wij
schrijven direct de tekst op die ons invalt. Er zal later een boekje
van worden gemaakt, samen met soortgelijke cadavres.”
Ja,
'l'écriture automatique' van de surrealisten in de jaren twintig en
dertig van de vorige eeuw gaat nog steeds door ergens op onze
planeet.
Dit
schreef Rik over deze dichter, waarover zo weinig op internet:
“De
Braziliaanse dichter en professor aan de Universiteit van São Paulo,
SERGIO LIMA , ken
ik al sinds 1968-69, toen hij publiceerde in Brumes
Blondes. Geboren
in 1939
te
Pirassununga in de staat São Paulo. Eind jaren '50 werkte hij al
samen in
subversieve groepen die gelieerd waren met het Surrealisme, ging naar
Parijs 1961-62, ontmoette André Breton en sloot zich aan.
Publiceerde in 1963 voor het eerst over het verblijf
van Benjamin Péret in Brazilië 1921-31, en 1955-56, op verzoek van
Vincent Bounoure. Werkt samen met de “Association des amis de
Benjamin Péret”, gevestigd te Parijs. Hij realiseerde in 1967 te
São Paulo de 13de “Exposiçao International do Surrealismo” in
samenwerking met de groepen van São Paulo, Paris, Lisboa en Buenos
Aires.
Als
beeldend kunstenaar-collagist maakte hij solo-tentoonstellingen te
São Paulo 1971-76-78, Buenos
Aires 1986, Tenerife 1994, en bij de Centro de Estudios do
Surrealismo te Fundacao, Portugal
in 2007. Hij deed mee aan verscheidene groeps-tentoonstellingen van
de Surrealistische
beweging, zoals de “Mouvements Phases” sinds 1980, en de recente
exposities te Coïmbra,
Amadora-Lisboa-Lagoa in 2008-2009.
Dit gedicht uit de katern vond ik erg mooi en geestig:
de
lippen waarover het licht strijkt
het
glazen parfumflesje dat ligt te wachten
op
de ijzige voeten van de gestroomlijnde rode bes
zet
een sterretje op je bleke gezicht
een
mysterieuze grain-de-beauté
alsof
het je oor was
voor
altijd kleiner geworden door een hysterische communie
na
het paarlmoeren orgasme en suikerhart
in
de sublieme vorm van je heiligbeen
zoals
de cel van goud in het spitse zwarte gezicht
van
de voedoe-wolvin die opduikt
uit
het heilige gebladerte
en
de bloedige krans
van
de jungle midden in het witte boetekleed
van
de viooltjeszon
die
opgaat
bij
de volle maan
van
mijn buik
getatoëerd
in de woestijn van hartstocht door je tong,
dolende
papaver
mijn
vulpen van watervallen
mijn
kooi van gedeelde orchideeën
mijn
vlinder van zout, opgehoopt door de zee
mijn
vlag van wimpers van rook
mijn
muziekdoosje voor omvallende vijgebomen
mijn
dienblaadje voor nylons en handschoenen van
snoepgoed
mijn
tweevoudige rug harig tot aan het stuitje
mijn
zwetende ventilator
je
bent als het hoefijzer dat door een kroon van vuur gaat -
7 -
8. Laurens Vancrevel: Ode aan de Schone Zakdoek
“De
naam van ons tijdschrift heeft twee wortels. Ook wasmiddelen waren
toen juist op de
bon gekomen, zodat een schone zakdoek geen vanzelsprekendheid meer
was, maar een
luxe werd. De tweede wortel is een gedicht van Morgenstern over
Palmström die op
een wandeling de behoefte voelt zijn neus te snuiten, maar uit
eerbied voor de hagel-witte
reinheid van zijn zakdoek – daarvan afziet en ongesnoten werder
gaat.” schrijft Theo
van Baaren in de inleiding van de door Meulenhoff uitgegeven editie
uit 1981.
Laurens
schrijft op pagina 14 van zijn katern “In deze ode, geschreven ter
gelegenheid van
de negentigste verjaardag van L. Th Lehmann, zijn tal van flarden en
spiegelingen geplakt uit geschriften van L. Th. Lehmann, Lorraine
Feather, Theo van Baaren, Gertrude Pape, Christian Morgenstern, C.
Buddingh', Emile van Moerkerken
en
Chr. J. van Geel.”
De
prachtige collages in 'Ode
aan de Schone Zakdoek' zijn
van Theo van Baaren voor L.
Th. Lehmann.
Ja,
Laurens heeft al deze dichters goed gekend. Het surrealisme is sinds
begin jaren zestig
door zijn aderen blijven stromen. Ik vind hem met Rik Lina, Louis
Lehmann en de
andere Nederlandse dichters van deze katernen een van die mensen die
een leven lang
trouw aan zichzelf blijft; trouw aan zijn opvattingen, aan zijn
denken en aan
zijn
'erzijn' in dit merkwaardige universum dat wij de planeet 'aarde'
noemen.
Ik
raad de lezer aan om eens in een bibliotheek het boekje getiteld
Laurens
Janszoon Costerprijs 2009 te
lezen. Niet alleen is dit boekje interessant omdat je “Een keuze
uit de
publicaties van Laurens van Krevelen” onder ogen ziet maar door
alle artikelen aan hem
geweid een idee krijgt van de grote betekenis in de Letteren van deze
dichter-essayist- uitgever. Aan hem heeft de uitgevers- en
boekenwereld veel te danken.
“Het
oeuvre van Laurens is een veelzijdig en uitgebreid oeuvre, maar
bovenal het werk van
een surrealistisch dichter, trouw gebleven aan de bekende definitie
van het poëtisch beeld
door Pierre Reverdy in zijn Le
gant de Crin, en
door André Breton gemaakt tot een
van de essentiële stellingen van het surrealisme: “Plus les
rapports des deux réalités rapprochées
seront lointaines et justes, plus l'image sera forte, plus elle aura
de puissance
émotive
et de la réalité poétique. “ schrijft Her de Vries in zijn
artikel met de prachtige titel
'Een surrealist zonder groep in een land zonder dromers'.
En dit gedicht wil ik u laten lezen:
De Bemuurde Weerd
Tijdens
de wet van laarzen der mofrikanen,
met
bloed en bodem van geweld bezet, schept Maisie
de
Muze op maandagavonden de doortocht van de geest.
De
godenjager Barentsz, haar lachende minnaar, duikt
bij
haar onder, want liefde is een inktvis, de
nachtegaal bloost.
Een
plotselinge droomhaas, geprikkeld door
de
stille kracht van godenmaskers aan de wand,
pakt
zijn zakdoek, maar wil die toch niet smetten,
en
vlucht dan ongesnoten heen.
Weer bloesemt
Weer bloesemt
uit
de schijn de schone leugen. Na de proefpreek
komt
de zwarte kunst: de vrienden doen de kruisproef
van
de poëzie, van spel tot vers is maaar één stap.
Wiens
recht is het dat oordeelt?
Een kort blitslicht
rinkelt
aan: het is de Wandelaar! Op alle rode daken
keren
de pannen zich om. De dichter roept dan uit:
'Vaarwel!
Maar dreigt niet overal gevaar?'
Barentsz
zingt als afscheidsgroet de aria 'Zum
Himmel?
Nein,
das nie!' De
dood laat elk maar eenmaal leven,
dus
pluk de vrucht. Zo zwemmen zij gesterkt
en
ongeknecht nog verder door de mazen van het net.
Weet
u dat op de tafel bij Perdu de mooie bibliofiele Brumes
Blondes reeks
ligt van auteurs als
Emile van Moerkerken, Jan Elburg, Louis Lehmann, Anaïs Nin, Simon
Vinkenoog, Jan Schlechter-Duvall, Breyten Breytenbach en de
prachtige bundel getiteld Het
onzichtbare leven
van
Laurens Vancrevel: Gedichten die je 's nachts voor het slapenggan
inpalmen.
Met
dit gedicht sliep ik in, de eerste nacht dat ik zijn bundel 'Het
onzichtbare leven' zomaar in ontvangst mocht nemen. Vaak herhaal ik
sindsdien dit ritueel.
's Nachts slijpt men toch ongerust
de
lusteloze wegen bij, en treft
zo
nu en dan een vredig eenzaam
roofdier
aan, volkomen onberoerd;
erboven
ligt bevroren een lawine stil
te
spinnen.
9. Bastiaan van der velden: De automatiek gevolgd door Brua van Curaçao
Over
deze auteur geef ik de tekst van Laurens die hij voorlas in Ruigoord: “Voor
Bastiaan van der Velden is er geen scheiding tussen gedichten, de
wonderlijke voorwerpen
en teksten die te vinden zijn als je er ontvankelijk voor bent, en
het surrealistisch
onderzoek naar nieuwe ervaringen en nieuwe inzichten. Het is daarom
vanzelfsprekend
dat hij als surrealist tegelijk een hartstochtelijke patafysicus is.
Aansluitend aan
deze surrealistensalon zal Bastiaan van der Velden dan ook opnieuw
optreden in Teejo's
Theetuin, in het programma van de Nederlandse Academie voor
Patafysica.
Bastiaan
heeft zijn invallen, vondsten en onderzoekingen in de afgelopen
decennia gul
verspreid naar geestverwanten in kleine efemere periodieken, met
titels als Hoogte Kadijk
145, Windkracht 8, L'Aigle bleu, Les Harenguères, Verkeerd bezorgd
en
nog meer.
Natuurlijk publiceert hij regelmatig in patafysische periodieken als
De
Centrifuge en
de Cahiers
du collège de Pataphysique. Een
zeldzame poëtische tekst, die tegelijk een
patafysisch onderzoek is, is Wat
unbidan we nu? Dat
onderzoek gaat over die oudste
tekst in het Nederlands, het Olla Vogala, en is in zijn betoog een
nieuwe poëtische creatie.
De
automatiek, een
keuze uit zijn lyriek, die verscheen in de Brumes Blondes katernen,
is zowel spiritueel als steeds verrassend en sprankelend.”
Dit
gedicht verrast inderdaad de lezer met onvoorziene verbindingen.
Het gras op de daken
verdort
door drank
uit
flessen van
mosselen
van vorige
week
als grote
oren
aan een fles
vol
met melk
van
een gestorven
inktvis
op het
droge
aan het
strand
van Kijkduin
Het masker van dorre takken
voor
het vuur om
te
bakken in de oven
dat
brood zal gegeten
worden,
gegeten als
kruimels
door de
vorige
bewoners van
dit
huis, zoals
hun
toekomst, en
een
ruïne bleef
over,
zo niet
het
brood en
meer.
10. Jan Bervoets: Een transparante hoofddoek
Van
deze auteur kocht ik altijd meteen de bundels: het
klaarlichte molest uit 1995, loflied
op de beschaving uit 1998, beiden
uitgegeven door uitgeverij Ijzer in Utrecht.
En
de laatste, krankzinnige
kolportage
is in een oplage van 200 exemplaren gestencild door
de Nijmeegse Universele te Nijmegen in het najaar van 2004.
In
het tijdschrift 'Ravage' van 19 maart 1999 staat een mooi artikel
over deze dichter van
de hand van Marc Hurkmans. De titel van het artikel luidt:
“Scheelzien met je oren”.
“Bervoets
formuleert fraai, is soms lastig te volgen maar kan van één ding
niet worden beschuldigd:
oppervlakkigheid. Letterkundige en archivaris, dichter en anarchist.” Hij
dicht al vanaf zijn tiende en zegt daarover: “Ik kan heel goed
rijmelen; maar rijmelen is
geen poëzie.” In de jaren zestig werd hij geconfronteerd met de
surrealistische beweging. En
hij heeft twee Franse dichters, die ook mijn favorieten zijn, vertaald:
René Char en Benjamin Péret.
Toen ik J.B. voor het eerst las, moest ik ook aan B.P. denken.
Deze
regels uit de tweede strofe van een ongetiteld gedicht blz.28 uit loflied
op de beschaving nam ik mee:
de
wolken vormden een zwarte buik
die
zwanger ging van gehoornd vuur
de
verte was een vuile lap
met
geelgekleurde vegen
de
wegen werden tot een blauw gezwel
de
huizen vertoonden blaren
groen
wondvocht spleet de takken die
de
horizon verscheurden
“Zijn
taal is een rijk kleurenpalet waarmee hij de meest vreemdsoortige
beelden schept. Soms
denk je: wat moet ik hiermee, maar als je verder kijkt, vindt je een
sleutel. Of je schiet
gewoon in de lach.” schrijft de journalist Hurkmans. In
dat interview beaamt Bervoets dat mensen zijn poëzie moeilijk kunnen
vinden en zegt daarover:
“Als je mijn poëzie met maar één gedachte wil kooien, tja, dan
wordt het werken geblazen.
Dan zeg ik: werk maar. Vindt maar een kooi. Ik doe geen concessies.
Integendeel. (....) Waarom ik dat wil? Om het denken te ontregelen, het bestaande,
het gekooide denken. Ik
zou tegen mensen willen zeggen: kijk eens anders tegen taal aan! Je
kunt de gevangene zijn van je taal. Maar taal is je enige instrument
waarmee je tegen de orde kunt vechten. Waarmee
jij tegenover de rest kunt staan. Je bent altijd meer dan je denkt
dat je bent.”
Uit de katern heb ik dit gedicht gekozen over een onderwerp waarover wij dagelijks horen:
Menhir in Mexico
verschrikkelijk
zoals dit weer is voorspeld
met
een saffieren mes
zijn
ingewanden blootgelegd
en
alle gieren vreten aan de wolken
welke
tornado wil hier nog aarden
als
zelfs de huizen onhandelbaar blijken
en
er dagelijks doden vallen
in
een ritmiese kadans
zoveel natuurgeweld lijkt wel retories
de
geldigheidsduur van een ademtocht
is
zevenmaal verzekerd
men
staat in de rij voor het product
slechts
een oude galsteen blijft nog achter
en
wijst de laatkomers de weg
In
2006 kwam er bij kadeKunst een prachtig bundeltje uit, getiteld
TSUNAMI. Een
gedicht van Jan Bervoets met tekeningen van Rik Lina in een
genummerde oplage
van 16 exemplaren.
11. Rik
Lina: Vlammende
kristallen
Sinds
maart 2003 hebben Rik en ik wel zo'n vier honderd mails aan elkaar
gestuurd. Waarover?
Voornamelijk over zijn beeldende kunst en over mijn schrijven. Altijd
had het
te maken met ons werk. Als ik 's nachts zin heb om naar het museum te
gaan, dan ga
ik achter mijn computer zitten en kijk ik naar zijn kunst.
Surrealisme pur sang.
De
titels alleen al van zijn schilderijen zijn een soort 'automatisme'
waar hij nooit over hoeft
na te denken. Ze luiden: 'Sea of sleep' The soft machine' 'Blue ice'
'Dark Angel' 'Pyramid
Phoenix' 'Ecomythology' 'The anvil and the 'Angel' 'Hydrolith'
'Conquistador' 'Legba'
'Cactus moon' 'Splashing'. Prachtig werk waar je maar niet genoeg van
krijgt. Eens
vroeg ik Rik in een mail hoe hij aan zijn titels kwam. Hij antwoordde
meteen: “weet
ook niet hoe het werkt, de naam is er plotseling. “ En in diezelfde
mail zei hij over
het automatisme het volgende:
“Automatisme is feitelijk iets wat het omgekeerde blijkt te zijn van wat men er gewoonlijk onder verstaat: je doet iets 'automatisch' d.w.z. zonder er bij na te denken. Iets wat alleen lukt met dingen die je duizend keer gedaan hebt ... het juiste woord is machinaal.”
Automatisme
in de surreële zin van het woord is juist een soort verhoogd
bewustzijn, extra
oplettendheid, wat betreft datgene wat er gebeurt – wat er
plaatsvindt - gelijkertijd
met datgene waar je aan denkt – wat plotseling in je opkomt.”
(...) “Het
heeft te maken met het contact met het onderbewustzijn. Breton en
Soupault bedachten
destijds de term “écriture automatique”, ik denk omdat voor hen
deze staat van
verhoogd bewustzijn een grote verrassing was, iets dat hen vanzelf
plotseling overkwam.
Breton heeft er in zijn tweede manifest dan ook grote vraagtekens bij
gezet, kwam
niet met een nieuwe term, omdat zij al was ingeburgerd.”
Rik heeft met bijna alle surrealisten in de wereld een goede relatie, kent Allan Graubard, Sergio Lima en Edouard Jaguer die 10 mei 2006 overleed. In de Surrealistische ontmoetingen, in 1989 uitgegeven bij Meulenhoff, zegt Laurens Vancrevel het volgende over zijn werk:
“Voor
Rik Lina is de schilderkunst een voortdurende synthese van onderzoek
en beleving, hij
heeft altijd gestreefd naar situaties waar de gangbare esthetiek
tekort schiet en waar derhalve nieuwe esthetische wegen moeten
worden gevonden. De dubbelheid van waarnemen en ervaring – het
onverbrekelijke samengaan van het bekende met het ongeziene, van het
vertrouwde met het ANDERE – is het eigenlijke onderwerp van zijn
tekeningen en schilderijen”.
En Edouard Jaguer schreef in Terzo Occio in 1984: “Op zijn prachtige doeken onderzoekt Lina complexe ruimten, ergens halverwege tussen Matta en Corneille, geboren vanuit de automatische beweging. Zijn spontaniteit
uit
zich nooit als substituut voor de dichterlijke verbeelding maar is
zijn natuurlijke voertuig”.
Over
zijn poëzie zegt Laurens Vancrevel: “Zijn beeldende werk is in
feite een eenheid met zijn
poëzie, het zijn communicerende vaten.”
Uit de katern heb ik dit gedicht gekozen:
De
nieuwe vlam
De
weerschijn van de nieuwe vlam reist door
de
spiegel van de dag en spat uiteen als een fontein
fragmenten.
Bijna vatbaar. De springvloed die
stad
en land slurpend overspoelt zet prisma's van
verstrooiing
af waarop de zon haar lieve hoofd te
rusten
legt; op een wemelend zeebed waar licht en
duister
zich verwarren, waar de zonnevlam – toch
al
onbenaderbaar – zich sluw terugtrekt en haar
hybride
wezens uitspuwt: half vis, half juweel, half
mens,
half ster. Daar gaan ze: dwars door de chaos
van
wat was, op weg naar wat zal zijn maar nog
geen
schaduw werpt.
12. Pierre Vandrepote: Het vuur van het andere hout
Een
heel bijzonder mens. Anarchist, revolutionair en anders dan alle
anderen. Hij
hoort tot wat men noemt
“le second souffle du Surréalisme”. Pierre Vandrepote is de animator geweest van de reeks Inactualité de l'orage.
“le second souffle du Surréalisme”. Pierre Vandrepote is de animator geweest van de reeks Inactualité de l'orage.
Zijn
belangrijkste bundels zijn Lumière
frisante, uitgegeven
bij Bordas & zonen (1983) en
Max
Stirner chez les
Indiens in 1994. Met dit laatste boek is hij bekend geworden.
Indiens in 1994. Met dit laatste boek is hij bekend geworden.
Want
wie kent tegenwoordig nog de naam van deze oorspronkelijke anarchist
uit de 19e
eeuw wiens werk
Der Einzige und sein Eigentum (1844) zoveel invloed heeft gehad op de filosofie van de 20e eeuw.
Der Einzige und sein Eigentum (1844) zoveel invloed heeft gehad op de filosofie van de 20e eeuw.
Opvallend
is dat Pierre Vandrepote als surrealist nauwelijks bekendheid geniet.
Op de rivieren van ons net stroomt deze dichter uitstekend mee op alle vaartuigen die ons meenemen naar talloze publicaties waarin zijn hand de pen uitstekend gebruikt. Hij zit zo nu en dan bij de algemeen gangbare tijdschriften zoals Les Temps modernes, Le Monde maar veel vaker vaart hij in het surrealistische schip met bekende namen:
Infosurr,
Bianco, Canal, La tortue-Lièvre en Brumes Blondes,
waarin hij dan ontroerend,
dan filosofisch
of dan weer mediterend schrijft. Poëzie is zijn lieveling.
of dan weer mediterend schrijft. Poëzie is zijn lieveling.
Van
2007 tot 2010 publiceerde hij regelmatig in de internationale Brumes
Blondes de meest
verrassende gedachten: Les contours du voyage, Un enjeu pour le
temps présent; Pour
une poésie errante, Notes sur le sens originel de
l'art, Encore une fois, la parole des poètes; In Société secrète de la poésie, deze ontroerende regels: “On ne sait ce
qui se dit dans le blanc, ce qui se lit sur le lit du banc, noir sur blanc pourtant, énoncé.”
l'art, Encore une fois, la parole des poètes; In Société secrète de la poésie, deze ontroerende regels: “On ne sait ce
qui se dit dans le blanc, ce qui se lit sur le lit du banc, noir sur blanc pourtant, énoncé.”
Waarom is het dichterlijk werk van Vandrepote alleen te lezen bij Brumes Blondes en niet in Parijs uitgegeven?
Voor
mij onbegrijpelijk omdat ik al zijn gedichten in deze katern zo
boeiend vind dat ik niet
weet welke ik zal aanbieden.
Dit gedicht dan maar dat in de geest is blijven hangen:
Dit gedicht dan maar dat in de geest is blijven hangen:
Zonder
afspraak
Ik
heb niet alle boeken gelezen
noch
alle dromen gedroomd
Ik
heb niet al mijn levens geleefd
noch
alle personen gekend
die
mij groter hadden kunnen maken met hun genialiteit
Ik
heb in de poëzie geloofd
zoals
je kunt geloven in een werkelijk wonder
-
op menselijke maat -
Ik
heb gedacht dat je alles kunt verwachten van de liefde
maar
dat het niet genoeg is om daarop te wachten
Ik
heb niet gedanst in de nacht
op
de vloer van de mysterieuze eilanden van vuur
Ik
heb geprobeerd om het leven recht in de ogen te kijken
Ik
heb gezien dat een mens heel vaak
vooral
een gewond dier is
en
dat zijn wonden hem tot wolf maken
Ik
heb gezien dat de beschaafde mens
steeds
verder weg gaat van zichzelf
Ik
heb vaker het duivelse in het menselijke opgemerkt
dan
het goddelijke in de hemelen
Ik
heb de kaars niet uitgeblazen
die
flakkert in de avondwarmte
In
de schaduw van de weigering
diep
in het hart van de ondoordringbare woede
is
er het ja
van
elke dag
het
bovenmatige vertrouwen dat je stelt in
de eerste de beste
13. Allan
Graubard: Hippocampus
Van
deze dichter weet ik dat hij in New York woont. Verder niets. In de
luchtweg passeren weinig wolken en windstrepen over Graubard die
zich schuil houdt in zijn eigen domein.
Iemand
stuurde mij toch dit: “Fragments of nomad days”. Dertien dagen in
gesprek met zichzelf over het bestaan, de liefde en de dood. (New
York mei-juni 1997). De reddende engel!
Day
one
The silence is atrocious, like you, like the
night. Your face absorbs light and then,
without greed but with the clarity of a
triumphant ritual, you absorb me. First my
head which you twist off with the crunching
of powerful jaws, then my torso which you
grade down like a loaf of bread.
I
am as worthless as the grains of sand that
hallucinate your face. I am nothing before
you, not even a shadow, the shadow of a
shadow.
hallucinate your face. I am nothing before
you, not even a shadow, the shadow of a
shadow.
En
het eindigt met Day
13
When
the nomad reaches the boundary
whence return becomes impossible, he will
finally gain his life having nothing else to
lose.
whence return becomes impossible, he will
finally gain his life having nothing else to
lose.
It
is at that moment that he will
understand the futility of his efforts. And
pitched back, all too minute, against the
fortified land, he will abolish his laughter,
wishing above all to vanish as he came.
understand the futility of his efforts. And
pitched back, all too minute, against the
fortified land, he will abolish his laughter,
wishing above all to vanish as he came.
Uit
zijn bundel Hippocampus,
vond
ik onderstaand gedicht veelzegeend:
Hiëroglief
1
Zij
draagt een kroon van vogels
als
zij ontwaakt
Lijster
Spotvogel Gaai
en
in elk vogeloog
brandt
een rode zon
die
eigenzinnig veren
maskers
van de ochtend spint
die kleine meisjes tot idool verheffen
met
zachte strooien triangels
en
jaloerse brieven
los
gehakt van weefgetouwen
14. Ludwig Zeller: Aforismen van de bovenlip zijn irritant voor onderlippen
In
1927 in Chili geboren. Zoals u heeft gelezen bij Beatriz Hausner is L.Z. haar pleegvader. Is
een geliefd surrealistische dichter en beeldend kunstenaar.
Heeft
in zijn jeugd, als leesgierig kind, al snel kennis gemaakt met de
avant-gardistische dichters Rosamel del Valle en Humberto Díaz
Casanueva die als twintigjarigen hun eerste bundels
publiceerden en bevriend waren met Pablo Neruda.
Heeft
ook samen met zijn eerste vrouw, Wera Zeller, Novalis en Hölderlin
in het Spaans vertaald.
“Zonder de Duise romantici was het surrealisme niet mogelijk
geweest”, is een bekende
uitspraak van hem.
In 1970 organiseerde hij samen met zijn tweede vrouw Susana Wald de tentoonstelling Surrealismo en Chile op de Universidad Católica waar hij later ook het werk van Roberto Matta en anderen beroemdheden ter bezichtiging heeft gesteld.
In
1971 moet hij met vrouw en vier kinderen, om politieke redenen, Chili
verlaten. Leeft
nu in Mexico.
En tot op de dag van vandaag blijft de collagemaker dichten, tekenen, schilderen en schrijven. In 2009 verscheen zijn laatste bundel Preguntas a la médiumy otros poemas. Bij de publicatie van deze bundel, stond in de krant dat hij “El ultimo dinosaurio del surrealismo criollo” was.
Een
prachtige bundel verlucht met tekeningen die bekend zijn geworden
toen hij eind jaren
tachtig op de jaarbeurs van Leipzig voor zijn tekeningen bekroond
werd.
In
de katern kunt u lezen dat “de oorspronkelijke versie van deze
aforismen, Los
aforismos del
labio superior irritan a los inferiores, verscheen
in het tijdschrift Entreguerras
No
10, Santiago de Chile, 1996.” En dat zijn vrouw, Susana Wald, de
tekening voor de katern heeft gemaakt.
Ik
kies een aantal aforismen en laat u genieten van de denker:
5
In
zijn wulpsheid is de parel een door dorst gepolijste traan.
9
Als
het onzichtbare bestaat, kan alleen blindheid ons doen leven.
15
Eerst
het lichaam, dan de beschaving, en pas daarna de kleren.
14
Het
Generzijde stelt de doden in staat ons te bezoeken in onze dromen.
32
Droom
en Werkelijkheid zijn parallelle fantasmagorieën.
36
Brood
hebben we niet, maar wel stenen i overvloed.
50
Alleen
onbezonnenen wassen zich in wijwater, de overigen zijn hun
reddingsboeien.
56
Geen
hemd zonder naad, en geen vrouw zonder knoopsgaten.
63
Wie
zich met bloemblaadjes bedekt wordt door vogels uitgekleed.
73
De
werkelijkheid is niet anders dan wat je je voorstelt.
82
Als
de kater naar de opera gaat, is het om de roze staartjes van de
zangeressen in het koor.
93
Als
rijken brood uitdelen, waarom willen zij dan taarten oogsten?
15. Josse de Haan: Rode bus in magisch landschap
Op
Internet lezen we het volgende over deze schrijver:
“Josse
de Haan is geboren en opgegroeid in Peins, een dorp in het
noordwesten van Fryslân. In zijn omvangrijke roman Piksjitten
op Snyp
(in vertaling verschenen als Kikkerjaren)
beschrijft de hoofdfiguur zijn kinderjaren in het dorp Snyp, de
literaire variant van Peins.
De
Haan volgde een onderwijzersopleiding aan de Rijkskweekschool in
Leeuwarden, van 1962 tot 1971 was hij hoofd van de school in
Herbaijum. In 1971 kreeg hij een benoeming als
leraar Nederlands aan de Rijksscholengemeenschap in Schagen (N.H.)
waar hij ook ging wonen. Naast zijn werk studeerde hij Nederlands
in Amsterdam, waarheen hij in 1982 ook verhuisde. In 1988 zei hij het onderwijs vaarwel en wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Nadat hij weer een poos in Fryslân gewoond had, vestigde hij zich in 1999 in het Zuid-Franse grensplaatsje Hendaye; hij woont daar samen met zijn partner, de Spaans-Baskische schrijfster Maite Gonzalez Esnal.
De Haan was een van de oprichters en eerste redactieleden van 'Operaasje Fers' (1968). Verder was hij een poosje redacteur van de literaire tijdschriften Quatrebras en Trotwaer.
in Amsterdam, waarheen hij in 1982 ook verhuisde. In 1988 zei hij het onderwijs vaarwel en wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Nadat hij weer een poos in Fryslân gewoond had, vestigde hij zich in 1999 in het Zuid-Franse grensplaatsje Hendaye; hij woont daar samen met zijn partner, de Spaans-Baskische schrijfster Maite Gonzalez Esnal.
De Haan was een van de oprichters en eerste redactieleden van 'Operaasje Fers' (1968). Verder was hij een poosje redacteur van de literaire tijdschriften Quatrebras en Trotwaer.
Het
laatste was in 1969 ontstaan uit onvrede met de bestaande bladen en
als protest tegen de
instituten van toen (zoals subsidieverstrekkers en uitgevers).
Twintig jaar later was het blad volgens hem zelf een instituut
geworden. Hij richtte toen zijn eigen eenmanstijdschrift op:
iP²r90-Rendez
Vous.
Hij legde zelf de titel uit als: ik protesteer
in het kwadraat tegen de rommel van 1990. En Rendez Vous als ontmoetingsplaats. Het blad verscheen in juni
in het kwadraat tegen de rommel van 1990. En Rendez Vous als ontmoetingsplaats. Het blad verscheen in juni
1994
voor het laatst.”
In
2007 werd deze auteur de Gysbert Japicxprijs toegekend. De jury vond
dat Josse de Haan een
belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de vernieuwing van de Friese
literatuur.
Over
zijn
romans,
poëzie, kinderboeken en toneelstukken kan heer Google u alles
vertellen. Wat op mijzelf de meeste indruk heeft gemaakt is zijn
roman Kikkerjaren.
Waarom
juist dit werk
van hem? Misschien omdat de auteur op zoek lijkt te gaan naar een
methode om het verhaal
zich zelf te laten vertellen. Een soort automatisch schrijven.
En indrukwekkend zijn ook de gedichten in de Spiegel
van de
surrealistische poëzie
in het Nederlands. Dit prachtige boek is in 1989 samengesteld door
Laurens Vancrevel die
in deze bundel over deze dichter schrijft: “Josse de Haan schreef
een groot deel van zijn poëzie en proza onder inspiratie van het
surrealisme, aanvankelijk in het Fries, later tevens in het
Nederlands. Zijn belangrijkste
publicaties zijn: Inferzen
(1972),
Skuttingskroat
(1974),
De
dei fan de kraanfugel
(1979) en Geeffike
Pears Gers (1987).
En
als je weet dat De Haan begin jaren zestig door de 'Bende van de
Blauwe hand' in Harlingen al kennis had gemaakt met het dadaïsme en
het surrealisme, dan verbaast het niet
dat zijn poëzie door Laurens is opgenomen in een boek dat alleen nog
te krijgen is bij Boekwinkeltjes.
nl. Voor
mij is deze anthologie iets dat nooit verveelt.
De
katern van De Haan is een prachtig verhaal over Anna. Als u dit leest
...
als
ANNA thuis kwam in haar huidgegoten BUSdress
een
CAMEL tussen de busrood gestifte lippen
op
hoge hakken en met wijnrood geverfde nagels
haar
lange donkere haar krullend in de wind
een
smalle baret er schuin overheen gedrapeerd
de
geldmachine over de schouder op haar heup
twee
twitterende vogels in haar borsten
heupwiegend
en lachend van oor tot oor
's zaterdagsavond
dan
stonden wij als jongens in twee rijen
op
de brug met open mond en ogen
draaiden
ons hoofd gestaag op het ritme van
haar
trippelen over de zinken leggers
ANNA
onze conductrice sliep een weekend thuis
met
haar kwam de wereld het dorp in galopperen
de
torenklok zelfs
hield
de
adem
de
adem
in
16. Raúl
Henao: Zwarte
zon
Deze
dichter, uit een surrealistisch gezin uit Colombia, is in 1944
geboren en heeft in Venezuela,
México en de Verenigde Staten gewoond; tegenwoordig woont hij in
Medellin waar
hij altijd deelneemt aan het Festival
Internacional de Poesia van
deze stad.
Hij
is voornamelijk een dwarsligger van het regime en staat in de krant
alsThe
black listed journalist, Column
Seventy-Six, October 1, 2002. Dit
ziet u op Internet.
Verder
is hij in alle surrealistische anthologieën over de hele wereld te
vinden:
Poetas
Parasurrealistas latinoamericanas (Honolulu,
Hawaï, 1982
The
Beloit Poetry Journal – New Latin American Poets (Wisconsin,
US, 1982)
Poesia
de España y las Americas (Puerto
Rico, 1992)
Poetas
Hispanoamericanos para el tercer Milenio (Mexico,
1993)
Antologia
del Haikú latinoamericano (
Sao Paulo, Brasil, 2001)
The
Dedalus Book of Surrealism. The Myth Of the World (Londres,
1994)
Surrealismo
e Novo Mundo (
Porto Alegre, Brasil, 2002)
Das
Surrealistische Gedisht (
Fráncfort del Meno, Alemania, 2001)
Poesys
de Dragoste (Bucarest,
2001)
Haikú-International
Anthology – The leaves are back to the Tree (Atenas,
2002)
Ik
zal niet zijn bundels noemen. Die kunt u vinden op de zeeën van ons
wereldnet.
Ikzelf vond daar uit zijn bundel La vida a la carta dit gedicht met de vertaling erbij:
SOLEDAD SOLITUDE
Tras
los muros Behind the walls
escucho
el bullicioso juego I hear the children's riotous
de
los niños, la música game, the tattered music
en
jirones de una pianola, of a pianola
o
el violin de un grillo or a cricket's violin
escondido
en la alta hierba hidden in the high
del
patio trasero grass of the patio
de
la casa. in back of the house.
Después
se hace un largo Then a long silence
silencio,
que por instantes ripens, at times seeming
parece
no acabar neither to cease
ni
tener fin. nor have an end.
Un
silencio como un espejo A silence like a mirror
Donde
contemplo indefinidamente in which I contemplate
mi
propio rostro my own inscrutable face
inescrutable. indefinitely.
In
de katern Zwarte
zon, vind
ik de keuze erg moeilijk. De - hoe zal ik het noemen? - onderstroom
van zijn gedichten trekt aan mij en boeit.
Ach, waarom niet dit gedicht?
Ach, waarom niet dit gedicht?
André
Breton
De
zwerver met de vlammende haren
Verschijnt
midden in mijn woorden.
De
weerzinwekkende toren achtervolgt
De
heer van de dame
In
een vlakte van ivoor of steenkool
Naar
gelang de uren verstrijken
Op
een zonnewijzer.
Ik
kijk de zon in het gelaat,
Blind
voor alles wat
Zijn
gloed niet noemt,
Maar
zelfs een roos laat haar blaadjes vallen
Als
je haar probeert te plukken,
Zelfs
een springboon
Koestert
het wormpje in zijn hart.
En
wat overblijft is het oppervlak van de spiegel
Waarop
de dagen verstrijken
Van
de landmeter, de geldschieter,
De
advocaat en de beul.
Halverwege
het hof van de waanzin
En
de tijd
Zijn
mijn woorden een spel kaarten,
Klaver
en ruiten
Dat
de wind uitstrooit
Over
de verlaten platte stenen van de tuin.
In
deze katern zijn de titels van de gedichten alleen al een uitnodiging
om te lezen:
Zwarte
zon. Don Quixote de la Mancha geeft raad aan een Spaansamerikaanse
dichter van
de XXIe eeuw. Jorge Cáceres in de rijzende regenboog (voor
Ludwig Zeller). Droomontmoeting
met Philip West. Het hotel van de roze liefde. Schipbreukeling van de
zon en van het laatste gedicht getiteld Definitie geef ik u deze regels:
De
dichter
dat
zweterige mannetje dat snel
achter
de mensen aan loopt
om
vuur in hun oren te blazen.
17. Jacques
Lacomblez: Blazoen
van het ultieme lichaam
In
Brussel geboren, 25 maart 1934. Hij is in zijn tienerjaren erg
geboeid door de Duitse romantiek,
Wagner, Mahler, Baudelaire, Rimbaud, Mallarmé. Dan gaat hij zich
interesseren voor
Karl Marx, Sigmund Freud en de psychanalyse. Hij schildert vanaf zijn
vijftiende in de geest
van het surrealisme als hij het werk ontdekt van Giorgio de Chirico
en van Max Ernst die
een grote invloed hebben op zijn schilderen. Als hij achttien is, in
1952, heeft hij zijn eerste tentoonstelling in de Galerie
Saint-Laurent in Brussel, een plaats voor jong talent.
Hij slaat een hele nieuwe weg in als hij kennis maakt met het werk van Breton en Benjamin Péret. Het automatisme gaat een belangrijke rol spelen. Begin jaren vijftig ontmoet hij René Magritte en de surrealistische belgische dichters zoals E.L.T. Mesens, Marcel Lecomte en Paul Nougé. In 1956 maakt hij kennis met Edouard Jaguer, animator van het tijdschrift Phases, met wie hij veel samenwerkt met het organiseren van talloze tentoonstellingen in Europa en Noord en Zuid Amerika.
Hij slaat een hele nieuwe weg in als hij kennis maakt met het werk van Breton en Benjamin Péret. Het automatisme gaat een belangrijke rol spelen. Begin jaren vijftig ontmoet hij René Magritte en de surrealistische belgische dichters zoals E.L.T. Mesens, Marcel Lecomte en Paul Nougé. In 1956 maakt hij kennis met Edouard Jaguer, animator van het tijdschrift Phases, met wie hij veel samenwerkt met het organiseren van talloze tentoonstellingen in Europa en Noord en Zuid Amerika.
In
1958, door bemiddeling van Jean-Jacques Lebel, ontmoet hij André
Breton. Hij
neemt deel aan twee belangrijke Expositions Internationales du
Surréalisme, in 1959, bij
de 'Galleria Schwartz' van Milaan, getiteld Mostra Internazionale
del Surrealismo en in
1961, op initiatief van Breton en van Marcel Duchamp, neemt hij in de galerie D'Arcy in New York deel aan een
tentoonstelling getiteld Le domaine des Enchanteurs.
In
de jaren zestig van de vorige eeuw, ontmoet hij de surrealistische
dichters en artiesten van
de hele wereld en zijn werk wordt ook tentoongesteld in Parijs, Rome,
Duitsland, Denemarken en Brazilië.
In
1964 wordt ter gelegenheid van zijn dertigste verjaardag een grote
tentoonstelling ingericht
in de 'Palais des Beaux-Arts de Bruxelles'.
Hij
heeft ook veel dichtbundels geïllustreerd, talloze catalogi van een
voorwoord voorzien. Dankzij
hem hebben kleine uitgevershuizen aandacht kunnen besteden aan de
surrealisten zoals
Guy Cabanel, Roger Brielle, Gilles Petitclerc, Ludovic Tac en
natuurlijk zijn vrienden, Claude
Tarnaud en Jean Thiercelin.
Zijn
eigen werken zijn in diverse musea van de wereld te zien. In 2009 was
ter gelegenheid van zestig jaar creatie een
overzichtstentoonstelling te zien in de Musée d'Art et d'Histoire in Bretagne.
Aan deze Belgische schilder, tekenaar en dichter is veel aandacht besteed. Wikipedia zal u alles vertellen wat u wilt weten, ik niet.
Laat u maar meeslepen over zijn zeeën met zijn ...
Aan deze Belgische schilder, tekenaar en dichter is veel aandacht besteed. Wikipedia zal u alles vertellen wat u wilt weten, ik niet.
Laat u maar meeslepen over zijn zeeën met zijn ...
Lied
Die
sombere traagheid op je blote huid
Braakliggende
velden van de slapeloze nacht
En
als gebladerte je handen van schaduw
Dat
is het water der uren motregen op je flank
Woestenij
reeds van toekomstig verval
Een
schip van glas met zeilen van schuim
Glijdt
op geluk van de sterren je ogen binnen
Op
onzichtbare eilanden lost het spookschip zijn lading
De
balsem van wat van begeerte nog rest
Het
lied dat zich laat raden op de lippen van de heuvels
Het
woord dat door rimpels van zand wordt hergeven
De
vlucht van je stem in de weidsheid van de slaap
18. Mattias Forshage: Draagbaar hoofd
Van
deze Zweedse surrealist en wetenschapper zijn alle gedichten in deze
katern een lang fysiologisch episch verhaal over de wereld, de mens,
het leven op aarde verpakt in prachtige
beelden en geestige gedachten van iemand die kennis heeft van de
aardvorming, natuurkundige
en biologische verschijnselen.
Forshage
is een natuurkenner en was in 2005 bezig met een proefschrift over
entomologie aan
de universiteit van Uppsala. Is dus een groot insectenkenner.
Over
zijn poëzie wordt op het net geschreven: His poetry “written in
the surrealist tradition of
automatic writing takes his point of departure in various
ornithological or geologic observations
made at visits to the Swedish Museum of Natural history in
Stockholm.”
De
groep surrealisten in Zweden noemt zichzelf “Surrealistgruppen i
Stockholm”. Mattias
Forshage hoort daar natuurlijk ook bij. En ik lees over die groep in
hetzelfde artikel:
“The
group describes itself as being founded in 1986, on Midsummer's Eve,
close to a waterfall called Ristafallet in Halland in Jämtland, in
central Sweden. They started to publish collections of poetry or
prose texts under their imprint Surrealistförlaget
in 1987.
In
an article from 2001, Lasse Söderberg ( a Swedish writer belonging
to an older generation) describes them, from an encounter in 1988 as
“a few serious-looking young men”,
headquartered as the “Surrealist research bureau” in an
antiquarian bookstore close to
Strindberg's “blue tower” (his famous last residence on the
street Drottninggatan
on Norrmalm”.
Verder lees ik dat hun publicaties poëtische, surreëele texten betroffen en dat hun hoofdartikelen vaak filosofisch of politiek van aard waren. En ze schreven over erotiek, geld, alchemie en muziek.
En wij genieten van deze entomolische woordenstroom:
Als deze nachthagedis
De
kleur van de omgeving is wit, je gaat met schimmen om
De
bomen zweten deze nacht
hun
zweet stijgt als een rookwolk op om ze nog eens
te omhelzen
Enkele
ontbrekende schimmen maken een dansje om
die bomen heen
spelend
nu alles nog mogelijk is
als
we maar niet denken dat we nog een tijdje moeten leven
Is
dat de anecdotische open plek in het bos?
Het
liedje zat daar te zingen, jonglerend met heldere tonen
en piepers
en
andere geconfijte dingen die aan de takken hingen
en opvallende libellen
zoals
alles dat op en neer danst in deze windstille lucht
het
bezat alle merkwaardigheden van wat ontwaakt
Als
ik besta zal ik alleen maar blijven zitten en deze
voltooide ruïnes inademen
dat
zou de reden zijn dat de sterrenstelsels daar nog steeds
opgeslagen liggen
en
ik stroomde uit over deze kleivlakte begroeid met gras
tussen de moreneheuvels
en
droop of kroop uit alle macht van mijn nacht, een
grote hagedis
wist
ik te ontwijken, de lichtkringen van de lantaarns langs
de paden door het park
moeten
opschieten om het afsluitende haakje te zetten
19. Rodrigo
Hernández Piceros: Op
de vooravond van het primitieve
Rodrigo
Hernández Piceros is op 12 oktober 1974 in Santiago de Chile
geboren. Hij
is journalist en dichter. Hij is met Aldo Alcota een van de
oprichters van de surrealistische
groep Derrame. Zijn werk wordt gepubliceerd in nationale en
buitenlandse tijdschriften
zoals in La
Forma del Árbol, Gaceta Literaria El Bote, het
tijschrift Brumes Blondes
(Nederland) en in Frankrijk Cahier
de I umbo. In
2007 komt zijn eerste werk uit
La perseverancia del sueño, Ed.
Derrame.
Hij
behoort tot de Grupo
Simultaneista/Poesia. Deze
groep houdt lezingen. Op lunes 29
de agosto de 2011: “Lectura
de las mil preguntas”
dichters die
hun eigen teksten voorlezen: Rodrigo
Hernández Piceros, Rodrigo Verduro, Enrique
de Santiago, Julio Carrasco, Santiago Barcaza, Miguel Maranja Rios, Javier Bello, Roberto Yánez, Leonor Dinamarca, El Cantautor Alejandro Espinoza
interpretara sus
composiciones Habra
un debate abierto sobre poesia & revolucion & evolucion.
Het
titelgedicht van zijn katern geeft een goed idee van de teksten die
daar bijvoorbeeld worden
voorgedragen;
Op de vooravond van het primitieve
Mijn brein was de slang die de grenzen van de slaap opslokte
Dat
verre land waar men vogels heeft getransformeerd
Het
isolement was er zo groot dat onbegrip slechts gekonkel
was
De
harmonieën kon je er waarnemen in raadsels voor
kinderen
De
speurtocht werd doorstoken door de ogen van een
everzwijn
Een
zo grote verwachting was er samengebald in de
oogleden van een blinde
Een
schot dat zich het slachtoffer voelde van waanzin
En
oneindig veel jongeren die speelden dat ze de planeet
in brand staken
Waarlangs
rituelen en aanroepingen gebeurden
Met
oude dansen die werden gevoegd bij de spil van
het bestaan
Er
was een hele toekomst in de kleur van schelpen
Een
in rook opgegaan oponthoud van de snavel van
een spinachtige
Die
deze opening van zaken nog smakelijker maakte
Zo
sprekend gelijkend op een kruisiging op zondag
Er
was een passer uitgestort in alchemie
Parallellen
gevangen in het oog van de tijd
Verstand
dat door de orkaan van de stilte voorzien was
Beesten
onderworpen aan de geur van de nacht
Een
gebaar werd uitgelokt door de onverschilligheid van
de dood
Bij
goddelijke tekens die in steen waren uitgehouwen
Tijdverdrijf
dat uitgevonden was in de jeugd van de wereld
Dat
leidde tot de speurtocht naar de rinoceros
Op
de vooravond van het primitieve en heel zijn pracht.
En
dan lees je wat de Otros
sitios surrealistas zijn: Poetica
y Poesia del grupo Surrealista Derrame
en
een lijst van 120 surrealistische dichters verspreid over de tijd en
de wereld: van
Benjamin Péret tot deze jonge dichters geboren in de jaren zeventig
in Santiago
de Chile.
20. Hans Plomp: Een + een =Eén
Over
deze dichter vertelde Laurens ons op Ruigoord:
'Wie
zich openstelt voor surrealistische impulsen, kan meer inzicht en
kennis opdoen dan wie
zich niet buiten de scherp afgebakende paden van het rationalisme of
het religieuze gezag
plaatst.' Dat schreef Hans Plomp ruim een kwart eeuw geleden in zijn
essaybundel Een
schizofreen is nooit alleen. Vanuit
die visie heeft Hans met zijn geestverwanten Ruigoord
uit de havenklei omhoog getrokken, en daarna dit unieke festival
gesticht.
Hans
Plomp is een magische en spirituele verteller – lees zijn
reisverhalen over India maar, bijvoorbeeld
het recente boek India,
heilig en hels, of
lees zijn unieke roman Lokomotive over
het avant-garde klimaat in het dadaïstische Berlijn. Maar hij is in
de eerste plaats een dichter,
een dichter die de scherp afgebakende paden van het literaire
wereldje schuwt, en juist
surrealistische invallen volgt. Zijn bundel Venus
in Holland is
imponerend van helderheid,
strijdbaarheid en humor. Dezelfde stem die uit het verre, tijdloze
verleden lijkt te
komen, en die helemaal past bij het leven dat nu voor onze voeten
ligt als we willen, klinkt in
de buitengewone recente bundel Karma
Sutra: die
is geestig, diepzinnig en vitaal.
De
kleine reeks nieuwe gedichten in het Brumes Blondes katern met de
titel Een
+ een = Eén heeft
als motto een duizend jaar oud wijsheidsgedicht uit India meegekregen
over de androgyne
werkelijkheid. Met datzelfde gedicht sloot Plomp zijn al genoemde
essaybundel Een
schizofreen is nooit alleen af.
Hans Plomp is zichzelf altijd trouw gebleven. Hans gaat ons
nu meevoeren in de betoverende werkelijkheid van zijn poëzie.
Ik
aarzel tussen twee gedichten: de een ontroerend en de ander
filosofisch. Beiden zo goed dat
ik ze las en herlas:
Geboorte
van een engel
Kijk eens, mijn lief,
dit
plekje stil en zacht,
laten
we hier gaan liggen,
het
wordt nacht.
Ze
legden zich neer
en
werden elkaar:
broer,
zuster, tweeling
in
hemelse omhelzing.
Hun
ogen werden een kristal
waarin
je ziet wat is geweest
en
wat zal komen,
verborgen
in dromen.
Vriend,
zei zij,
ik
laat je zo dichtbij
opdat
ik mij
weerspiegeld
zie in jou.
Hij
zei: In jou
herken
ik mijn eigen vrouw.
Twee
helften werden heel,
zo
wordt een engel mens.
Wat
het andere gedicht is laat ik aan uw fantasie over. U zult toch de
hele bundel moeten lezen.
21. Wijnand Steemers: Gevaarlijk alfabet
Ook
bij deze dichter laat ik u de tekst van Laurens lezen:
“Het
dichterschap bereikt je via een ladder zonder sporten naar een hemel
dichtgegooid met
aarde.' Dat schreef Wijnand Steemers in zijn aforismenboek Mijn
gitaar. Steemers is
een revolutionair die niet alleen zulke surrealistische objecten
bedenkt als een ladder zonder
sporten, hij wil ook de poëtocratie tot stand brengen: de wereld
waarin het poëtische machtiger
is dan de economie en de banaliteit. Hij schreef een buitengewone
sleutelroman onder
de titel Poëtocratie;
het
is een roman over personen die trachten het volkomen poëtische
in de praktijk te brengen. Steemers schreef ook een strijdbaar essay
over de bevrijding
van het scheppingsproces, Het
blinde zienerschap, dat
zijn ambities heel doeltreffend weergeeft; hij gaat in tegen de
hoofdstroom van de kunstwereld, waar magie, inspiratie,
intuïtie en zienerschap in de ban zijn gedaan. Zijn eigen poëzie is
zowel experimenteel als grenzen verleggend. Lees zijn onovertroffen
bundels Droomfabriek,
Sub
rosa
en
Sed
non satiata, en
je kijk op de Nederlandse poëzie is voorgoed veranderd. De
kleine bundel Gevaarlijk
alfabet,
die in de Brumes Blondes Katernen is verschenen, geeft
ook ruim baan aan het satirische genre; verplichte kost voor onze
politici, al gaat het gerucht
dat zij niet meer kunnen lezen.”
Alle
gedichten uit deze katern zijn zo geestig dat je ze eigenlijk uit je
hoofd wil leren.
Humor
is in deze bundel de edelste vorm van het komische.
Wat een plezier voor de lezer!
Bedelpoëet
Naamloze
onder de namen, bedelpoëet,
Een
rode draad heb ik aan jou ontsponnen,
Jij
zelfontspanner die zijn sluitertijd vergeet.
Waarom
ben jij aan o jezelf begonnen?
Dompteur
van humeuren. Componist
Van
wanklank. Chirurg die zichzelf opereert.
Dreinmachinist.
Klaaglijke hoorn in de mist.
Keilsteentje
dat over brak water scheert.
Bijziende
lenzenwisser. Speelman, uitgespeeld.
Vuurvliegje
dat in onze duisternis tast.
Kleine
zelfstandige die zich heroïsch verveelt.
Dooddoener
die op de kleintjes past.
Te
groot voor jezelf! Wel zonder klandizie.
Puntenteller
langs lange beleidslijnen.
Onzichtbaar
voor elke geheime politie
Kun
je jouw zon in het water zien schijnen!
En
nog een omdat ik ervan geniet!
Ode
Een
ramp! Een ramp! Geef
ons
een ramp opdat wij kunnen geven!
Schenk
de schellen van Uw ogen,
geef
de aderen op Uw hand,
schenk
de chipkaart Uwer dromen.
Geef,
geef, er is te weinig ramp
om
ons, bedelaars, aan vast te klampen
als
na een schipbreuk aan een plank
of
aan de stilte na een opstand.
Geef
Uw laatste oortje
aan
de gulste gever die U aanklampt.
Geef
en tast diep
in
het gat in Uw hand.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Wie deze bundel leest zal in wateren zwemmen van een wereldzee waar dromen meelopen met de dagelijkse dingen des levens. Het zal wellicht u eigen woordenstroom veranderen zoals mij overkwam toen het automatisch schrijven mij te pakken kreeg; en zomaar op een dag dit gedicht, ongevraagd, op mijn avondbord lag:
Willig
product
Lang
geleden
toen
alles nog groen was
ongeschonden
leeg en groots
strooiden
hoge bomen stiltes
langs
wegen
die
nog niet bestonden
stampten
viervoeters luidkeels
oeroude
struiken stuk
liepen
vreemde wezens blootvoets
sliep
een wild konijn in mijn tuinkuil
reed
geen wagen over de paden
siste
geen trein langs de bergrand
snorde
boven het hoofd geen tuig
sprak
de aardeling nog niet de taal
die
hem tot gehoorzaam
onderdaan
transformeerde
later
tot vurig oorlogsmachine
uiteindelijk
tot willig product
van een consumerend geheel.
Tenny Frank
Oktober
2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten