15 oktober 2015

Over Breyten Breytenbach


'Wat mooi is, dat houdt je in leven', hoorde ik onlangs op tv een Franse schrijfster zeggen. Dit gezegde kwam bij mij op bij het lezen van Breyten Breytenbach. Deze dichter treft je in het gemoed omdat ieder gedicht van hem iets heeft dat je raakt en dwingt tot vele male lezen en herlezen met vaak een lach en bewondering. Geestig, ontroerend, meeslepend! Bijzonder hoe hij je blijft boeien, nooit verveelt. Hij had mij al meteen meegenomen toen ik deze regels las in de bundel In de loop van de woorden die nu voor weinig geld te krijgen is: vijftien euro. En mooi vertaald uit het Afrikaans door Laurens Vancrevel. Hieronder de eerste twee strofen van dit gedicht, die mij meteen troffen. En leest u zelf de rest maar ...

Breytenbach is zelf de 'nachttovenaar'. Iemand die jouw nacht verovert en niet meer loslaat. Voor wie het niet weet: Breytenbach is 16 september 1939 geboren in Bonnievale, een dorp dat op ongeveer honderd kilometer van het zuidelijkste punt van Afrika ligt.
‘Als B.B. alleen maar poëzie - meer dan duizend gedichten omvat zijn oeuvre op dit moment - had geschreven was zijn schrijverschap al uitzonderlijk en belangwekkend geweest, maar hij schreef in dezelfde adem ook verhalen, romans, reisjournaals, essays, toneelstukken, politieke analyses en manifesten, en tegelijkertijd schiep hij een wonderbaarlijk beeldend oeuvre van schilderijen, tekeningen en grafiek dat een eigen plaats inneemt in de hedendaagse kunst. Als hij nooit iets geschreven zou hebben, zou hij als beeldend kunstenaar stellig even bekend zijn geworden.’
Dit schrijft Vancrevel in zijn 'Bij wijze van nawoord' in de bundel De windvanger, 2007, door Uitgeverij Podium uitgegeven. En zó begint hij ook: als student aan de Michaelis School of Fine Art aan de universiteit van Kaapstad. In de jaren zestig van de vorige eeuw is hij in Parijs gaan wonen waar hij trouwde met een Franse vrouw van Vietnamese afkomst wier naam, Yolande Ngo Thi Hoang Lien, "Blauwe Lotus" betekent. Door dit huwelijk was het voor hem erg moeilijk terug te keren naar zijn geboorteland vanwege een wet die gemengde huwelijken voor Afrikaners verbiedt.
Hij is een felle tegenstander van de apartheid en medeoprichter van Okhela, een groep die, in ballingschap, in Frankrijk de apartheid bestrijdt. In 1975 bezoekt hij zijn land illegaal, wordt verraden, opgepakt en tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zeven jaar later wordt hij onder druk van buitenaf weer vrijgelaten. Over deze periode is een prachtig boek ontstaan met de Engelse titel, The true confessions of an Albino Terrorist (1983), die in de vertaling De ware bekentenissen van een witte terrorist luidt, gevolgd door kanttekeningen, tien gedichten en het Okhela-manifest, vertaald door Gerrit de Blaauw en Adriaan van Dis, in 1984 door Van Gennep uitgegeven. Geweldig zoals Breytenbach de lezer zijn verhaal voorschotelt, geestig, onderhoudend, wijsgerig, nooit meelijwekkend. Een goede inleiding om zijn poëzie te begrijpen is dit 'document' zeker. Als kennismaking met de auteur en als terzijde wil ik bij voorbaat hierover beginnen om u iets van de geest van deze auteur te laten proeven.
Deel 1: De mond van stemmen en van aarde
waarin het ware verhaal wordt verteld, in woorden en in onderbrekingen, van een onnozele hals die in de antichambre van Niemandsland gegrepen werd; waarin een beeld wordt geschetst van de belangwekkende gebeurtenissen - waaronder zijn eerste proces, met optredens van diverse acteurs en clowns - die uit zijn arrestatie voortvloeien; waarin vervolgens wordt verhaald hoe en waarom onze hoofdpersoon naar het land van droefenis en zinsbegoocheling was gereisd; waarin de lezer wordt voorgesteld aan Skapie Huntingdon en zijn handlangers, aan een rechter, aan advocaten, verklikkers en helden; bevattende enige overdenkingen, ingegeven door schuldgevoel; alsmede een laaiende zonsondergang; bestaande uit veertien hoofdstukken, waaronder vijf inlassen:
En Deel 2: Herinnering aan de lucht
waarin eens getoond wordt hoe de eerste persoon erachter komt dat de Dood een structuur heeft; waarin we getuige zijn van een tweede proces, met een optreden van een schrijver die de vinger heft; waarin de lezer tot zijn pijnlijke verrassing verneemt hoe ver sommige mensen kunnen gaan om anderen van het leven te beroven, maar ook hoe sterk de drang tot overleven kan zijn; waarin de lezer voornoemd langs de weg van het begrip de doolhoven van de gevangenis betreedt; waarin wordt aangetoond dat er in handelen altijd niet-handelen is (woe-wei), en dat men tot het niet-hart van de beweging moet doordringen om stil te staan, want het verval weerlegt de wet van het verval; bestaande uit veertien hoofdstukken, waaronder zes inlassen:
De eerste inlas van Deel 1, waarin hij zich richt tot een onderzoeker, heeft een filosofische toon die de auteur in al zijn gedichten zal behouden en die het lezen van zijn poëzie zó aantrekkelijk maakt omdat alle thema's die met liefde, angst, leven en dood, dichten, bomen en vogels te maken hebben zijn verzen blijvend zullen doordringen. Je wordt helemaal ingepalmd door deze reus van onze moderne poëzie. Hieronder dus wat al meteen boeit:
Onder dit document staat de naam Breyten Breytenbach. Dat is mijn naam. Maar ik heb er nog meer; wat is tenslotte een naam? Vroeger heette ik Dick; soms noemden ze me Antoine; bepaalde mensen kennen me als Hervé; andere als Jan Blom; op zeker ogenblik heette ik Christian Jean-Marc Galaska; daarna was ik weer de professor; daarna Mr. Bird. Al deze verschillende namen met hun verschillende betekenissen waren etiketten die op stuk voor stuk verschillende mensen geplakt zaten. Want, meneer de onderzoeker, als er één ding is dat me in de loop van de jaren meer dan duidelijk is geworden, dan is het wel dit: dat het onmogelijk is om iemand een naam te geven en hem daarna voor altijd vast te leggen.
De tweede inlas van Deel 2 zegt veel over de geesteshouding van deze auteur. Hij droomt dat hij weer terug moet naar de gevangenis 'om de twee jaar die ik ze nog schuldig ben uit te zitten.' Hij stelt zichzelf de vraag: ‘Maar waarom voelde ik me zo ontredderd?’
Door het idee dat ik mijn vrijheid zou verliezen? Nee - ik heb geleerd dat een muur iets relatiefs is. Er is niet meer vrijheid buiten dan binnen. Mijn vrijheid is totaal. Bedroefd omdat ik gescheiden leefde van iemand die me dierbaar is? Nee - die zeven jaren hebben me geleerd om te zijn als een os die de ploeg trekt: iedere moeizame stap is als een lichtflits van het hart dat ze nooit kunnen verwoesten. En ik was een fatalist: ik wist dat ze de macht bezaten om me opnieuw weg te voeren. Ik was niet bang voor de gevangenis.
Jammer dat dit boek alleen antiquarisch te krijgen is. Als je hier eenmaal aan begint dan is het onmogelijk te stoppen. Hangend aan zijn woorden lees je door en wil je meer weten. Hoe gaat dit verder? Hij geeft het antwoord bij de kanttekeningen (p.385):
Die woord is 'n engte. Het woord is een engte; een strook land tussen twee donkere oceanen; een tong. Het woord is ook een begrenzing. Toch is het de enige weg die ik ken, de enige ruimte. Ik besef nu dat het voorafgaande document zelf een kier van vrijheid voor mij is. Ik moest het schrijven. Ik moest mezelf zuiveren, en ik moest het doen voor de herinnering zelf verduisterd wordt door de vervorming van de tijd.
En hij eindigt met gedichten waarvan ik de eerste regels citeer (p.413, 417,421):
aan het begin: aan het begin van het gedicht zijn we weer/ zoals altijd/ aan het einde van alle tijden; er is in elke man: er is in elke man een vrouw/ een pijn, als een bloem vol geur/ zelfs in je diepste dromen kan je het niet aanraken/ zoals de lijnen van de kaart vol land zijn/ of water; sluit je ogen: sluit je ogen: je bent in mijn woorden/ de vlammen zijn mijn mond: in de mondoven/ worden de woorden wit: wat is dan de waarde?
Dit magistrale boek wordt in 1983 geschreven nadat hij naar Frankrijk is teruggekeerd en door François Mitterand tot Frans staatsburger is gepromoveerd.
In 2004 verdeelt hij zijn tijd tussen Europa, Afrika en de Verenigde Staten waar hij sinds 1998 werkzaam is als bijzonder hoogleraar Creative Writing aan de New York University. Sinds 2000, is hij ook gastdocent psychologie aan de Universiteit van Kaapstad. En om het beeld van deze allesdoener nog completer te maken, moet gezegd dat hij hoogst betrokken blijft bij het Gorée-instituut, gevestigd vlak voor de Senegalese kust bij Dakar, waarvan hij de oprichter en bedenker is en waar hij conferenties en workshops blijft organiseren om de culturele samenwerking in Afrika te bevorderen.
In het tiende jaargang van Literatuur (Amsterdam UP, 1993) staat dat de introductie van Breytenbach in Nederland omstreeks 1970 plaatsvond, dat wil zeggen in een periode dat bepaalde acties en maatregelen de relaties tussen Nederland en Zuid-Afrika begonnen te domineren.
‘Omdat Breytenbach, mede op grond van door hem zelf gedane uitspraken betreffende zijn verhouding tot zijn geboorteland, werd gezien als dissident, en omdat dissidente schrijvers en intellectuelen in deze jaren geliefde nieuwsobjecten voor de media waren (men denke aan Solzenitsyn, Brodski, Neruda, Pramoedya Toer en anderen), vond er in de receptie van zijn werk een verenging tot de politieke betekenis plaats.’
Dit schrijft Jaap Goedegebuure over deze schrijver in zijn artikel getiteld ‘De weerklank wordt door de situatie bepaald’.
Toen Breytenbach in 2005 met het ‘schrijfboek’ Intieme vreemde kwam, zag hij de gebeurtenissen van 11 september als een uitdaging voor het vak. ‘We mogen wel dankbaar zijn dat deze katalysator onze waarden opschudt, onze gewaarwordingen scherp stelt, onze prioriteiten herschikt, ons herinnert aan onze beperkingen en ons opnieuw bevestigt in de overtuiging dat het woord zich kan uitstrekken om de verschrikkingen en de complexiteiten van de werkelijkheid te weerspiegelen.’ Dit komt uit de pen van Toef Jaeger in het NRC Handelsblad van 12 september 2008 in zijn artikel ‘De Woorddwaas is een Somberman’. Van deze aanslag maakte Breytenbach een gedicht dat later is opgenomen in De windvanger: Gedichten 1964-2006, met vertalingen van Krijn Peter Hesselink, Laurens Vancrevel en Adriaan van Dis. Deze bundel is één in Zuid-Afrika bekroonde keuze van negentig gedichten uit zijn oeuvre. Met dit gedicht krijgt u een goed gevoel over een uitzonderlijk dichter die in woorden wil vastleggen wat er die dag is gebeurd.

Het nawoord van De windvanger, getiteld ‘De creatieve bewegingen van een vrije geest’, is zoals vermeld van de hand van Laurens Vancrevel. Beter dan wie ook, geeft hij een totaalbeeld van deze kunstenaar die zelf in 1996 in een essay schrijft: “Poëzie is geen kunstvorm, ze is een levensdiscipline, een proces.” ‘Daarbij doelde hij zeker op zijn eigen poëzie, al is het een criterium dat hij op alle poëzie toepast. Dat credo gaat in tegen de gangbare opvatting dat een gedicht (en in het algemeen elk kunstwerk) een geïsoleerd organisme is, een los esthetisch 'ding'. Breytenbach verdedigt daarentegen de stelling dat kunstwerken spiegels, instrumenten zijn waarmee het inzicht in de werkelijkheid en het leven kan worden vergroot." Zo schrijft Laurens Vancrevel in zijn nawoord over het credo van Breytenbach.
In het NRC van 12 september jl. geeft Elsbeth Etty, grasduinend door de stapel nieuw binnengekomen boeken, in haar artikel getiteld ‘Over let lot van de mens’ haar eerste indruk over de bundel waarmee ik begon en wil eindigen en die zeer onlangs door Koppernik is uitgegeven. Zij schrijft:
‘Al verscheidene malen heeft Breyten Breytenbach verklaard dat hij niet meer wil schrijven in zijn moedertaal, het Afrikaans, dat door veel Zuid-Afrikanen (zie de recente rellen op de universiteit van Stellenbosch) als de taal van de apartheid wordt beschouwd. Gelukkig blijkt de grote anti-apartheid-dichter het niet te kunnen stellen zonder “de taal die ik mij herinner uit mijn jeugd”. Onder het pseudoniem Blackfire Buiteblaf publiceerde Breytenbach eind 2014 in Kaapstad twee cycli en twee losse gedichten uit zijn eerdere bundel Oorblyfsel. Onder de titel In de loop van de woorden vertaalde Laurens Van Krevelen het melodieuze Afrikaans van Breytenbach in zangerig Nederlands, dat er niet om liegt.’
Zij citeert één van de vier gedichten, in minuscule letters te lezen, als volgt tussen twee haakjes gezet en getiteld ‘(de schrijfdaad)’:
ik schijt in mijn hand
heel dit land
overvloedig en warm
geef ik aan jou
was ik ooit
guller dan nou?
Ik kies van de serie ‘(de schrijfdaad)’de laatste:
maar de hand maakt een zang
van de voorbijgang
van de dingen
zoals het uitwissen van woorden
het verdwijnen van banen en daarmee
het afdanken van arbeiders
doorgaan
Zo dicht deze auteur over het leven dat voortglijdt en de dagelijkse dingen die de mens treft; en geen woord teveel! Ik vind al zijn gedichten juweeltjes, kostbaar en fijn om dagelijks te dragen; en ik ga door met mijn keuze uit dat prachtige gele bundeltje, tweeënvijftig bladzijden dik, dat iedereen in zijn binnenzak gaat steken als hij zich frequent door echte poëzie wil laten verrassen, bijvoorbeeld dit:

De verbeeldingswereld van de dichter wordt hier beheerst door de gedachte aan een nieuw seizoen dat een vleugelvertrek aankondigt met daarbij de zon die gaat baren en de mens die 'het vleeskleed' verslijt: natuur, zon en mens metaforisch nauw met elkaar verweven. Daarnaast staat prachtig geestig verwoord het hoe van het arbeiden van de dichter op zoek naar rijm, klank en resonantie 'om de schemerschijn van betekenis in de lucht te laten hangen'. Humor die de lezer van deze regels niet meer los kan laten en dus blijft hij lezen.

Het volgende gedicht '(stilte)' stelt twee werelden tegenover elkaar - die van de mens en die van het heelal (een gigantisch universum met berg, lucht en maan) - en laat de maan het werk doen, als beeldhouwer van al het door de mens geschapene. Est-ce cela le surréalisme dont a rêvé Breton? Demandez-lui!

Omdat je aan deze poëzie verslaafd raakt is het moeilijk ermee te stoppen. Je wil luidkeels schreeuwen dat Breytenbach de dichtkunst is, zoals het zou moeten, de lezer achterlatend met gevoelens van verwondering, als een kind, door een illusionist betoverd, zich blijft afvragen 'hoe doet hij dat?'; en iedere dichter laat zitten met de vraag: ‘Is het nog wel poëzie wat ik maak?’ Nog twee gedichten om u te overtuigen:

Een web van woorden die een interactie tot stand brengt die ons onbekend is, soms duizelig maakt, maar altijd weer aantrekt omdat het ons verbindt met wat in ons onderbewustzijn leeft, soms boven komt en als wij zouden weten hoe dromen in woorden om te zetten, dan zou deze surrealistische dichter ons heel vertrouwd worden.
Wist u dat deze auteur voor zijn arrestatie in 1975 al driemaal te gast was geweest bij Poetry International in Rotterdam, en vorig jaar ook aanwezig was. En in september 2007 de openingstoespraak verzorgde van een driedaags symposium over censuur in Amsterdam? Wist u dat hij zo'n twintig prijzen heeft gewonnen? Dat er veertien bundels van hem in het Nederlands zijn vertaald? En wat deze poëtische reus allemaal heeft geschreven, dat kunt u natuurlijk zelf opzoeken. U zult misschien ook zijn lange brief aan Ariel Sharon kunnen vinden of lezen over zijn relatie met Nelson Mandela. Of zijn artikelen in het NRC Handelsblad *die zeer de moeite van het lezen waard zijn. In de jaren negentig van de vorige eeuw verschenen ze regelmatig in die krant. Dan zult u weten dat hij eigenlijk overal in deze wereld altijd aanwezig is. Dat hij zijn lezers vragen stelt die aan het denken zet. Dat over zijn leven een film is gemaakt die als titel heeft *Visions from the Edge. Je kunt rustig zeggen dat Breytenbach de allerbelangrijkste dichter van onze tijd is; eigenlijk zoals Brodsky het was in de tweede helft van de vorige eeuw.
Ik besluit dit stuk met de vragen die hij in het NRC van 29 mei 1992 in zijn artikel ‘De chrysant is een menselijke emotie’ stelde:
’Vormen wij onszelf tot een riet door te denken - of wordt het denken op gang gebracht en bepaald door ons riet-zijn? Kan er ook lucht-denken, rat-denken, wortel-denken bestaan - net zoals het riet zich tot een afzonderlijk zijn denkt? Weet u zeker, als u huivert, dat niet de wind u beweegt? Met andere woorden, is ons besef van bewustzijn niet afhankelijk van een achterdoek van niet-bewustzijn? (...) Maar wanneer wij aard-wezens ons anders-zijn onder woorden brengen, vervreemden we daardoor dan niet van onze omgeving? Houdt denken ontheemding in? Hoe komen we weer tot elkaar? Kan het riet zichzelf ont-denken? (…) Er wordt wel gesteld dat het universum, en dus ook onze wereld, voortdurend zichzelf schept. Dit moeten we in samenhang zien met de oude Chinese gedachte dat wij allen betrokken zijn bij de continue schepping van een universum dat bestaat, en voltooid is, eens en voor altijd. Als dat zo is, dan is ons bestaan de eeuwige op- en ondergang van leven en dood, zon en maan, het Andere en ik, cultuur en natuur - en dan is ons enig mogelijk streven dat naar harmonie, een harmonie die geen ethische lading kan hebben, want we zijn slechts in- en uitgaande adem. Maar hoe kunnen we dat weten? De woorden die ik schrijf komen tot mij door het ruisen van ander riet - en wat zijn de begrenzingen van onze eigen vindingen en verwachtingen?’
Veel om over na te denken. Ik raad u aan om de bundels die wij bij Perdu nog hebben snel aan te schaffen. En de titels spreken aan: Cadavre exquis met poëzie en tekeningen (Brumes Blondes, 2005) en Inde loop van de woorden. Dit titelgedicht vindt u in twee verschillende versies in de bundel. De versie die ikzelf het mooiste vind is op de achterflap te lezen. En als u zin heeft in de letter 'm' dan zou ik zeker pagina 7 lezen van deze bundel:
’... de morbide morfologie van woorden die met een m beginnen, de weeën van moorden, een vreemde maantrekkingskracht, mijn mooiliefje in de moerbeiboom, de mogels doe zo muitelen in de memel, ....’
Hoe verzin je zoiets? Zijn hele poëzie is een aaneenschakeling van woordvondsten, verrassende wendingen en gedachten die je leven verrijken. Over mijzelf en Breytenbach kan ik het volgende zeggen: het is mij de afgelopen jaren nog nooit overkomen dat ik van een dichter alles wat ik in handen kreeg ononderbroken zo graag wilde lezen, en nog eens, en nog eens, ... En het zal nog even duren voordat dit overgaat. Wat heb ik genoten van deze filosoof en geniale woordtovenaar! Hij heeft het denken over poëzie veranderd. En niet zo'n beetje! Dat is wat 'echte' poëzie doet.
Tenny Frank

Geen opmerkingen:

Een reactie posten