15 april 2017

Bij mij op de maan. Bericht uit boekhandel Perdu 12 april 2017

wo
12 apr 16:04 — vr 28
apr

Bericht uit de boekhandel

Tenny Frank over Russische kindergedichten (deel 2)
De verloren bundel van april 2017
Dit is het tweede deel van de reeks over de verzameling Russische kindergedichten Bij mij op de maan, vertaald door Robbert-Jan Henkes en uitgegeven door uitgeverij Van Oorschot. Deel 1 lees je hier.
Al bladerend door de Russische kindergedichten Bij mij op de maan valt het oog op deze regels: 'Misja was bij Grisha op bezoek. / Hij maakte ruzie om dit boek. / Hij zwaaide en hij sloeg ermee - / en toen waren het er twee ... // Kindjes! Komt er iemand op bezoek, / Maak dan geen ruzie om dit boek!' De titel laat zich raden: ‘Misja en Grisja maken ruzie’.
De auteur Samoeïl Marsjak (1887-1964), met zesenzestig bladzijden vertegenwoordigd in de bundel, verbleef net als Tsjoekovski een tijd in Engeland waar hij bekende nursery rhymes als Humpty Dumpty vertaalde, had lange tijd een leidinggevende functie binnen zijn in 1927 genationaliseerde privé-uitgeverij en bood schrijvers die politieke moeilijkheden ondervonden werk in de jeugdliteratuur.. "In de categorie dierenwereld en natuur lag meer artistieke vrijheid dan in de boeken over de verheerlijking van de sovjetmaatschappij. Zo mocht de absurdistische dichter Daniil Charms zijn 'nonsens' niet voor volwassenen publiceren maar wel voor kinderen," schrijft Angela Dekker in NRC Handelsblad (12 april 2013).
In het nawoord valt te lezen dat Tsjoekovski Marsjak roemde als ‘“een conquistador, een veroveraar van vreemdtalige dichters” en hij schreef in zijn boek over de kunst van het vertalen [...] dat dankzij Marsjak de Engelse nursery rhymes nu onvervreemdbaar onderdeel waren geworden van de Russische bakerrijmschat’ (p. 540). Samoeïl is erg geestig en zijn poëzie gaat over van alles en nog wat. Bijzonder vind ik hem.
In ‘Gisteren en vandaag’ babbelen een kaars, een lamp, een inktpot en een kraan over hoe het vroeger ging en zoals het nu gaat. Zegt de lamp: 'Vroeger werd ik aangestoken / Als het zonnetje onderging / En kwamen motjes aangevlogen / Die rond mij zaten in een kring...' Nu is het anders. 'Ik vroeg: 'Zeg eens lampedusa, / Ben je van hier of uit de U.S.A.? / Ik heb je nu eens goed bekeken, / Maar hoe val jij ooit aan te steken? / Je kleine eierdop zit vast: / Jij bent helemaal dichtgelast! [...]’ Het antwoord van de lamp laat zich raden: 'Kerosine hoef ik niet te halen / Ik krijg stroom uit de centrale. / Via draden, zie je moppie? / Slim bedacht hoor, koppie-koppie! // En als je daarna met dat knoppie / Twee draadjes met elkaar verbindt, / Strooi ik licht rond dat verblindt! / Snappez-vous? / Is dat gesnopen? / Ben ik duidelijk geweest? - '. Vroeger had je de inktpot en de pen; tegenwoordig de typmachine: 'Hamertjes! Een heel regiment! / Die onophoudelijk kloppen. (...) // Tik-tik-tik! En tik-tik-tik! / Het lijkt vertikkeme wel de hik! / En kling! en rats! Daar slaat de rol / Van het masjien alweer op hol!' // En het pennetje tandenknarst: 'Geen snars snap ik ervan, geen barst!' En hoe zit het met dat iets dat we allemaal op aarde dagelijks nodig hebben: water. S.M. laat emmers en juk aan het woord: 'Niemand heeft ons meer van node! / Boze tijding! Boze tijding! / Er is nu een nieuwe mode, / En die heet de waterleiding! ' // Niemand gaat meer water halen / Met emmertjes in de rivier. / 'De rivier dacht: Dat is balen! / En toen kwam-ie maar naar hier.'' De allerlaatste strofe verduidelijkt zijn gedachte en beantwoordt aan de werkelijkheid ' De mensen maken alles stuk.'
Het zijn vaak didactische gedichten: ‘Brand’ maakt duidelijk dat het niet zo verstandig is om je kind alleen thuis te laten terwijl de kachel brandt: 'Niet bij de kachel komen, Leentje, / Anders brand je nog je teentje!' // Maar Leentje is een dondersteentje: / Nauwelijks gaat de voordeur dicht,/ Of ze hinkelt op één beentje / Naar het aanlokkelijke licht, / En door een spleetje gluurt ze / Naar het gloeiend rode vuurtje, / Dat in de kachel loeit en fluit: / 'Leentjelief, laat mij eruit! / Ik kan me nauwelijks bewegen! / Je moeder is er vast niet tegen!' En wat er dan gebeurt... ja, dat weten we allemaal.
‘IJscobar’ vertelt over een dikzak: 'Voor de ogen van het kluppie / Schuift de dikzak in z'n uppie / De wafel in een mum naar binnen: / Het is al op voor hij nog moet beginnen! (...) En de hele bups kiept hij naar binnen / Langs zijn zeven onderkinnen: / In één seconde is het gebeurd.' De volgende strofe verklaart: 'Het ijs in de kar is nu opper dan op, / Het ijs in de kar is opperdepop'. Hoe eindigt zo iets? is de vraag. Heel onverwacht tragisch want Bolle Gijs '[...] is nu koud tot in het merg... (...) / En beweegt geen arm, geen been, / Geen wimper, geen teen, / En er woedt een sneeuwstorm om hem heen...'. Zo lees je wat er gebeurt als je teveel eet. En ook met de twee poezen die ruziën loopt het slecht af in ‘Twee poezenbeesten’: 'Ze vechten dag en nacht, / De stukken vliegen van hun vacht - / en als het eindelijk is opgeklaard / Is er niets meer van ze over / Dan het puntje / van hun staart.'
In het gedicht ‘Iets grijs met strepen en een snor’ wil een meisje van vijf dat haar poes in bed slaapt en zich laat wassen, maar 'Maar het poesje wilde zich niet wassen, / Hield niet van dat plissenplassen. / Hij wilde weg en met een sprong / Zat hij in een hoekje, / Zich te likken met zijn tong.' Hier loopt het natuurlijk goed af, want het poesje wordt een wijze kater en het meisje gaat 'naar de eerste klas van basisschool nummer honderdtwee.'
Amusant zijn ook de gedichten: ‘Post, Bagage, Een bal’ en ‘Mister Twister’. Met reden krijgt deze dichter veel aandacht. Henkes schrijft over zijn doelstelling: 'Een kind wil het hele leven zien in elk verhaal, in ieder kunstwerk; hij is niet op zoek naar vermaak maar naar kennis.' 'Het moest een grote literatuur voor kleintjes zijn'. En inderdaad elk verhaal is sterk.
In het nawoord leest men ook dat Marsjak op het punt stond gearresteerd te worden om ellendig aan zijn einde te komen, maar Stalin vond hem een goede kinderdichter. Hij kreeg twee prijzen: de Lenin-prijs en de Stalin-prijs. 'We hadden allebei kunnen omkomen,' schreef M. later aan Tjoekovski. 'De kinderen hebben ons gered.'
Weet u wie verantwoordelijk voor het titelgedicht is? Nee, niet Majakovski (1893-1930) wiens ouders afstamden van Kozakken en die na de dood van zijn vader verhuisde naar Moskou waar hij een passie voor marxistische literatuur ontwikkelde; vervolgens gevangengezet werd wegens subversieve politieke activiteiten. Hij was toen zestien jaar oud en begon met het schrijven van poëzie. In 1911 aan de kunstacademie van Moskou maakte hij kennis met de futuristische beweging en een jaar later werden gedichten van hem afgedrukt. Na de Russische revolutie was zijn werk als futuristisch dichter gevestigd in zowel Rusland als het buitenland. Gebruik makend van een soort straattaal in het gedicht ‘Een wolk in broek’ (1915) is sprake van één lange rebelse monoloog over liefde, revolutie, kunst en oorlog. Bewogen en gepassioneerd voor wat er in de wereld in die tijd gebeurt, groeit zijn populariteit snel. Dan komt er een tijd van veel reizen naar Europa, America en ook veel in de Sovjet-Unie. Eind jaren twintig gedesillusioneerd in het bolsjewisme, steeds meer gefrustreerd in zijn vernieuwingsdrang en verliefd op de verkeerde vrouw, Lili Brik, de dochter van Osip Brik, de vrouw van zijn uitgever, pleegt hij zelfmoord en sterft op zevenendertigjarige leeftijd. Zijn lange gedichten hebben betrekking op levensvraagstukken waarvan de titels veelzeggend zijn: ‘Wat is goed en wat is slecht?’ en ‘Wat te worden?’ Het lijkt erop dat hij de lezer vooral iets wil leren en zijn methodiek is niet zacht. En ja, de moeite van het lezen waard zijn deze lange sprookjes zeker, vaak in hoofdstukken verdeeld.
Voor het titelgedicht zijn we aangekomen bij Osip Mandelstam (1897-1958) die in 1934 werd gearresteerd vanwege een gedicht 'De heerser' waarin Stalin werd beschreven als 'Kremlinbewoner uit de bergen, de wurger en borendoder / zijn dikke vingers vet als wormen / en zijn woorden onwrikbaar als loden gewrichten ...' Verbannen tot 1957 en een jaar later weer gearresteerd en vooroordeeld tot vijf jaar werkkamp maar zó verzwakt dat hij al voor zijn bestemming overleed in de buurt van Vladivostok op 27 december 1958. In 1970 werd Mandelstam internationaal bekend met zijn verhaal 'De Egyptische postzegel' en de autobiografische teksten die in de gelijknamige bundel in 1978 bij uitgeverij Van Oorschot verscheen in de reeks Russische Miniaturen. De derde en de vijfde strofe van Bij mij op de maan geef ik te lezen:

Daniil Charms (1905-1942) - ook niet oud geworden - is een ander verhaal. Pseudoniem van Daniil Ivanovitsj Joevatsjov is bekend als Ruslands grootste absurdistische dichter en schrijver. Eind jaren twintig van de vorige eeuw heeft hij met twee andere dichters de beweging Oberiu, 'vereniging voor reële kunst', opgericht. Deze groep hield literaire avonden en waren kunstenaars die het absurde tot systeem verheffen. Charms was altijd gehuld in Sherlock Holmes-achtige kledij met een pijp in de mond. 'Een opvallende verschijning in het Petersburg uit die tijd' wordt over hem gezegd. Ooit las ik dat Charms een Russische schrijver in de traditie van Gogol, Tsjechov en Dostojewski is. Niet de allerminsten! En ik herinner mij nog goed deze verzen van hem - wat hij over Poesjkin zei - en schreef op 15 april 1931.

Dit doet denken aan de dadaïsten, aan Paul van Ostaijen en aan de absurdistische Roemeense toneelschrijver Ionesco (1909-1994) die voor de Tweede Wereldoorlog naar Frankrijk vertrok. De herhalingen van het gedicht ‘Vrolijk oud mannetje’ doet aan deze laatst genoemde schrijver denken: ‘Er was een vrolijk oud mannetje,/ Niet groter dan een vlo,/ En als dat vrolijke mannetje / Moest lachen ging dat zo: / Ha ha ha, / En hè hè hè / Hi hi hi, / En hoi hoi hoi! / Boe, boe, boe, / En bè bè, / Tsjing tsjing tsjing, / En tsjoek / tsjoek!’ De verzonnen situaties van de ik-persoon uitgenodigd door een muis met een nieuw huis of een poesje die haar poot snijdt of een timmerman die een schaapje maakt, of het dak dat zucht en piept, of de regenboog die slaapt, of de veertig jongetjes die over straat voorbij lopen op een rij, allemaal situaties die vooral kinderen bedenken. Zijn poëzie klinkt als muziek voor de oren, geweldig weergegeven door de vertaler met onomatopeën die klanken nabootsen zoals Plop en Plons. In het gedicht ‘Er was eens een muzikant Amadee Faradon Amadee Nikolaj Faradon’ klinken 'tin-tingeling, toendroen, tumtum, bombom, bom-baradon als slagen op een trom'. Als je in het gedicht 'Vroem-vroem-vroem! of Toet-toet-toet! / Aan de kant daar! / Aan de kant daar! of Zoef-zoef-zoef! / Kijk eens uit daar!' dan is het alsof het gedicht de realiteit inhaalt.
Images voor ‘Vierenveertig sijsjes’ van Charms is te zien op Internet; hieronder de eerste twee en laatste strofen van dit gedicht opgedragen aan het 6de Leningradse kindertehuis:


Onder het gedicht staat: 'met Samoeïl Marsjak.'
In de recensie getiteld 'Het leven als practical joke' van Kristien Warmenhoven kun je over deze dichter het volgende lezen: "Charms maakte niet alleen kunst, volgens zijn bontgenoot Vvedenski wàs hij kunst. Charms zelf beweerde dat voor hem niet de kunst het belangrijkste was, maar het leven. Van zijn goede vriend Jakov Droeskin is de uitspraak dat hij het leven beschouwde als een wonder en dat hij van zijn leven een wonder wilde maken. Charms dacht dat de meeste mensen in het leven op zoek zijn naar een wonder; niet een wonder waar je op zit te wachten, maar iets absurds. Het leven als zinloos en ongerijmd fenomeen – dat was nu precies wat Daniil Charms fascineerde. Zijn werk is net zo buitenissig als zijn gedrag. Hij is de ongekroonde koning van het ongerijmde. Bij hem wordt alles voortdurend op zijn kop gezet." Charms was niet alleen bijzonder maar vooral iemand om en met wie je kon lachen. Als je bijvoorbeeld weet dat hij zijn gedichten graag zittend op een gebaksbordje voordroeg, onder spandoeken met kreten als 'mensen zijn geen haringen' dan verbaast het ook niet dat hij bij de keuring voor de militaire dienst met das en hoge hoed, een kruis op zijn borst en een wandelstok in de hand verschijnt en dat hij tijdens serieuze gesprekken zat te goochelen met pingpongballen of dat hij soms languit op het plaveisel ging liggen om dan weer zijn weg te vervolgen alsof er niets was gebeurd. Men heeft hem vaak, gekleed in een geruit jasje, drollenvanger en slobkousen, uit het raam zien klimmen en heen en weer lopen over de gevelrand.
Interessant om te weten is dat zijn vader lid was van de terroristische organisatie De Volkswil die verantwoordelijk was voor de moord op tsaar Alexander de tweede en dat hij in 1883 door de geheime dienst is opgepakt en naar Siberië is gestuurd. Zijn zoon kreeg ook te maken met diezelfde dienst. En later ook met een extreem vijandige pers die na een voorleesavond in een school schreef dat de nonsensicale poëzie van Charms 'een protest was tegen de dicatatuur van het proletariaat'. Hij werd gearresteerd en kwam korte tijd daarna weer vrij, in 1931. Na zijn vrijlating heeft Charms zich volledig op het schrijven van kinderliteratuur toegelegd. In 1941 werd hij opnieuw gearresteerd vanwege "defaitisme". Een jaar later stierf hij de hongerdood in een gevangenisziekenhuis in Leningrad. Oud is hij dus niet geworden: 37 jaar!
Vreemd is wel dat tijdens zijn leven weinig is uitgeven en dat de populariteit die hij heden ten dage geniet zo groot is dat zijn bundel Ik zat op het dak met proza, toneel en gedichten door Atlas in 2002 uitgegeven nergens meer te krijgen is. Totaal uitverkocht! En als je weet dat in Moskou zijn werk nu in een oplage van vijf miljoen exemplaren verschijnt dan is dit het overtuigende bewijs dat zijn werk de gruwelen van zijn tijd heeft weten te trotseren.
Met deze dichters was het goed toeven. Veel plezier heb ik eraan beleefd. Als ik toevallig het boek laat openvallen op dit gedicht van Aleksandr Vedenski (1904-1941) - net zo jong gestorven en net zo oud als zijn vriend Charms - dan weet ik met zekerheid dat deze bundel de beste koop van dit jaar is. En dat ik mij dagelijks zal opvrolijken met deze gedichten. Vandaag bijvoorbeeld met het gedicht 'Wie?' van V.

En volgende week misschien met een andere dichter. Een intens genot voor wie van taal en poëzie houdt. Eigenlijk moet ieder gedicht hardop voorgelezen worden zodat klank, metrum en ritme tot uitdrukking worden gebracht; en ik kan u verzekeren dat ieder kind gelukkig in slaap zal vallen met de leukste verhalen ooit. Moet je de kinderen ook vertellen dat Danïil Charms geen graf heeft en dat over hem een lied 'De tabaklegende' is geschreven door de zanger Aleksandr Galitsj die zich voorstelt dat Charms niet dood is, maar al jaren door het land dwaalt om sigaretten te kopen, maar de winkels steeds gesloten op zijn weg vindt en dus verder moet trekken? De koper van deze bundel zal het altijd bij zich hebben als hij moet reizen, ergens wachten of gewoon de tijd wil doden met iets dat blijft leven in zijn geheugen, nooit zal uitsterven: het verhaal van een Russische kinderdichter, wie dan ook.
Tenny Frank
Hier kunt u al mijn voor Perdu geschreven stukken nog eens lezen, over al die dichters die mij boeiden.