26 oktober 2015

Over Het weerlicht op de kimmen van Gerrit Achterberg

Bericht uit de boekhandel




Het weerlicht op de kimmen van Gerrit Achterberg (1905-1962)

Het is een keuze uit de Gedichten, samengesteld door J.C. Achterberg-Van Baak, uitgegeven in 1991 door Querido als vijfde druk. Een bundel met een mooi omslagontwerp van BRS Premsela Vonk. U weet waarschijnlijk niet dat Jan Vonk en Benno Premsela grafisch ontwerpers zijn en dat hun bedrijf ook het belastingbiljet heeft ontworpen.

Het weerlicht op de kimmen is een bloemlezing die de vrouw van Achterberg, Cathrien van Baak, op 20 mei 1965 heeft samengesteld toen haar inmiddels overleden echtgenoot 65 zou zijn geworden. Paul Rodenko, van wie wij weten dat hij in 1955 ook een bloemlezing uit het gehele oeuvre van Achterberg heeft samengesteld en ingeleid, zegt over de bloemlezing dat Achterbergs vrouw noch een dichter, noch een letterkundige is: 'zij is geen van beide, maar háár bloemlezing ontleent zijn belang vooral aan het feit, dat zij vele jaren lang het ontstaan ván het leven, werken en worstelen mét deze gedichten van zeer nabij heeft meegemaakt; ( … ) zij weet hoe de dichter soms wekenlang met een bepaalde regel kon rondlopen ( … ); zij kent zijn voorkeuren, de concrete dingen die een vers tot leven brachten.'
Deze bundel is daarom ook 'een nieuwe confrontatie met de dichter'. Wij weten allemaal dat hij 'De grootste Nederlandse dichter van deze eeuw' wordt genoemd, dat zijn werk in vele talen is vertaald en dat hij een begrip is geworden in onze literatuur; dat zijn werk door iedere poëzieliefhebber herkend en gewaardeerd wordt. Wij weten ook dat vanaf 1931 tot 1961 zo'n dertig werken van hem zijn gepubliceerd. Tussen Afvaart (1931) en Eiland der ziel (1939) valt de tragische wending in zijn leven – waarover ik het niet zal hebben – waardoor de dood van de geliefde het overheersende thema wordt in Afvaart; en zijn dichten de functie krijgt om haar tot leven te roepen. Het gedicht 'Wederkeer' roept heel metrisch en beeldend dit thema op:

'Hoe keer ik zo in uw geheimnis weer?
Langs welke wentelingen ben ik u ontstegen?
En nu loodrecht gedaald, gelijk de regen,
die keert naar de aarde weer,
keer ik ter plaatste waar uw lichaam heeft gelegen
en leg ik me in de rondingen neer
die in het donzen gras zijn nagebleven;
beluister ik dezelfde bladerensfeer,
die na ons heengaan ruisend is gebleven;
gij zijt er weer, al zijt ge er niet meer.'
In 'De bruid zingt', krijgt deze oproep in de eerste en laatste strofen, met een prachtige cadans, een bijna humoristische toon:
'Ik heb mijn lichaam prijs gegeven,
en prijsgegeven zal ik zingen
de nooitgekende sidderingen,
waarmee de ziel het bloed
binnenvoer en voorgoed
mijn lichaam dansen doet,
mijn lippen kussen doet,
mijn handen strelen.
( …)
Ik weet dat hier de dood mee is gemoeid.
Maar des te meer ontbloei ik van de vele
uitstortingen van vrede en van leven:
dit is het grote voorspel, het is goed
voor u te zijn geboren, mijn beminde,
die ik zich in mijn lichaam voel bevinden.'

Waar kun je voor 3 euro Het weerlicht op de kimmen van Achterberg krijgen? Bij Perdu.
Pegasus op Wereldreis: Poëzie uit alle windstreken in Nederlandse vertaling, in 1954 bijeengebracht en ingeleid door Dick Voerman en W.A. Braasem en uitgegeven door C.P.J. van der Peet, Amsterdam
Deze prachtige bundel die je nergens voor onder de 8 euro kunt krijgen ligt of staat, zonder kartonnen band, in de 3 euro uitverkoopbak. Uniek aan deze bloemlezing is de versiering met vignetten van de kunstenaar Leo Gestel en het gegeven dat inderdaad de hele wereld erin staat: achterin staat precies uit welk land, van welke uitgever, welke vertaler en de datum van verschijning. Het begint met Rubén Darío (1867-1916) uit Nicaragua en het eindigt met de Kirgiezen uit Siberië. De eerste staat bekend als dichter, journalist en diplomaat; het laatste gedicht is een Kirgisisch volkslied vertaald door niemand minder dan Paul Rodenko. Het begint met De zanger, in 1939 verschenen in de Romantische rhapsodie van Hendrik de Vries bij uitgeverij De Spieghel in Amsterdam. De eerste twee strofen van het allereerste gedicht zijn een goeie inleiding:

'De zanger zwerft bij nacht en dag
met een mijmering, of met een milde lach;
De zanger zwerft over zee en land
Bij witte vrede en rode oorlogsbrand.'
En de laatste strofe geeft mooi de toon aan:
'Het lied zweeft, op vleugels gedragen:
Harmonie en Eeuwigheid.'

Ja, de samenstellers brachten poëzie in de ware zin des woords bijeen. 'Het wekt misschien verwondering een Regenlied van de Navaho-Indianen in één bundel te zien ondergebracht met een vers van Baudelaire, de dikwijls wrang-lyrische uitingen van Spaanse negerdichters, met de gedichten van Hölderlin, maar al gauw blijkt dan dat tijden en werelddelen, volkstammen en individuen een zelfde trefvlak hebben in die unieke taaluiting van de mens: de poëzie.' Dit staat zó op de binnenflap, voorzijde, en 't vat ook goed samen wat u leest in de inleiding.
En natuurlijk zijn er ook twee gedichten van Mao Tse-Toeng: 'De Grote Tocht' waarin te lezen is: 'Ik staar naar het Zuiden waar de ganzen verdwijnen. / Ik tel op mijn vingers – een afstand van 20.000 li, / En zeg: we zijn geen helden als we de Grote Muur niet halen.' En De Sneeuw met deze frappante regels: 'De bergen zijn dansende zilveren slangen, / De heuvels op de vlakten zijn lichtende oliefanten. / Ik verlang mijn hoogte met die van de hemelen te vergelijken.'

Als u dit poëzieboek niet heeft, zult u nooit spijt krijgen van de koop. U moet weten dat de vertalers tegelijkertijd ook onze grote dichters en schrijvers zijn: bij voorbeeld Victor E. van Vriesland, D.A.M. Binnendijk, P.N. van Eyck, J. Slauerhoff, Jan G. Elburg, S. Vestdijk die Emily Dickinson vertaalt of Hella S. Haasse die Navaho, een Indiaanse dichter uit Noord-Amerika heeft gekozen. Teveel om op te noemen!

Vrije Dichters verzameld door Joh. C. P. Alberts, uitgegeven door A.J.G. Strengholt's in Amsterdam.
Dezen zijn nu eens niet bekend. De inleiding van H.P. van den Aardweg (1899-1971), een Nederlands letterkundige, schrijver en vertaler, maakt dit meteen duidelijk: 'De dichtkunst is in Nederland langzamerhand een zaak van geleide appreciatie geworden. Wie niet behoort tot een groepering, waarvan tenminste één hoofdman is, kunstoverheidsfunctionaris of een zeer goede vriend van een dergelijke functionaris is, zal zelden erkend worden, laat staan in aanmerking komen voor een prijs of een reisbeurs. Zijn of haar lot is meestal: doodgezwegen te worden!'

Op de flap van dit boekje valt te lezen dat het om 'ongeschoolde zangers van her en der, zoals er God zij dank nog altijd in ons over-georganiseerde landje te vinden zijn. 'Teneinde ( … ) eens wat nieuwe gezichten te laten meedraaien in de staatsmolen (al is het maar voor één rondje) en aldus, wie weet, iets bij te dragen tot een gezegende ontwrichting van die hoog-literaire Organisatie, die het uiterlijk begint aan te nemen van (sorry) een Gepleisterd Graf.'
En dan lezen we meteen de eerste strofe van het sonnet van Wim Helsloot, getiteld 'Nautologie':
'Wat op de werf van mijn bestaan weerklinkt: / Van enig bijdraaien is geen sprake meer. / De hand waarmee 'k de leegte tatoueer / rust op een roerpen, roestig van de inkt.'

Dan zijn we meteen beland in het thema dat deze bundel karakteriseert. Ik citeer wat regels uit 'Aan een 17e eeuwer' van Joris van Klaveren:
'Wij zijn de eenzame stilte betreden / op de met inktwaas gevulde bladen / de aardklanken vielen ons weg / met het zorgend bestaan / want wij zagen de eeuwen in nachtdroom opgaan.'

En uit de eerste twee strofen van gedicht III van Nico Scheepmaker:
'Woorden als plechtankers zijn / de hoop voor verouderde mensen / die liever de golfslag van thuis / dan buitengaats storm riskeren / Maar welke dichter ontloopt / hat save our souls in zijn verzen / waneer hij de drenkeling kent / en weet van de weerwraak der zee?'
Een aardig, onbekend bundeltje waarvan de thema's: ons bestaan en de verdwijning ervan.

Morgengedichten van Salvador Hertog, bij Corrie Zelen uitgegeven in 1977. Met een mooie omslag van Jos Kipping.

Salvador Hertog, Nederlands prozaschrijver en vertaler (1901–1989). Hertog stamt uit een orthodox joodse familie. Hij studeerde rechten en wijsbegeerte in Amsterdam, maar onderbrak zijn studie om te gaan reizen. Hij werkte vervolgens als vertaler van Frans, Fins en Engels letterkundig werk en publiceerde in een reeks van tijdschriften. In 1936 debuteerde Hertog als prozaïst met de schippersroman De wilde schuit. Na WOII publiceerde hij het spionageverhaal Testament in code (1950). Daarna schreef hij novellen in De rode deken (1965) en een kleine roman, De kleinkornelkes (1968), waarin hij zijn jeugdervaringen met ironische distantie en fantasie beschrijft. Een groot deel van zijn eerder verschenen proza verzamelde hij in Onwaarschijnlijk bestaan (1975). In 1980 verschenen nog verhalen in Meijer en ik, waarin hij, zoals in meer van zijn verhalen, Meijer opvoert als zijn alter ego. Intussen had hij ook poëzie geschreven die gebundeld werd in: Morgengedichten (1977).

Deze bundel ziet er goed uit en is zeer laag geprijsd. Op de achterflap lezen we wat Heere Heeresma over hem opmerkt: 'Salvador Hertog zelf immers is een vreemde vogel in de literaire volière. Een engagement met een heersende opvatting is hem vreemd. Hij is qua natuur volstrekt origineel en een uniek exemplaar in schrijversland.'

Ik vind zijn gedichten aantrekkelijk, humoristisch en aanstekelijk; en zal u er een paar voorbeelden van geven:
Uit mijn oom Rudolf': 'verwonder me nog steeds / om vijf uur in de morgen / dat ik nog leef / al tel ik mijn dagen af / tot ik verga / en sterf als een hond / op een hoek van een straat / zoals mijn oom Rudolf / rechtop in New York.'
Uit einde: 'wat doe ik hier / als ik de wereld niet meer / veroveren kan / ik word een vreemde / voor mezelf / als ik niet de dag versier / de nacht verheerlijk / als ik geen kleuren meer vind / om de liefde te beminnen. / wat doe ik hier / als ik niet meer vechten kan / tegen de bierkaai …. / ik ben een droge bedding / van een vroeger stromende rivier.'

Het zijn allemaal korte gedichten die je vrolijk maken. En leuk om te weten van deze man die in Zorgvlied begraven ligt: hij wilde geen graf met een zerk omdat hij het lichaam zag als iets tijdelijks dat gewoon weer in de elementen verdwijnt.

Tenny Frank

Geen opmerkingen:

Een reactie posten