De
verloren bundel van de maand juli 2015
Wat
opvalt, als je ziet wat Perdu heeft van de dichter die ik zal
bespreken, is dat de meeste bundels in het Nederlands van hem
'momenteel niet beschikbaar zijn'. In het Engels hebben we er drie.
In de boekhandel vindt u van hem een rijk boek dat 59,90 kost en in
juni jl. bij de Bezige Bij is uitgekomen. Over wie heb ik het? Over
de Russisch-Amerikaanse dichter Iosip
Aleksandrovich Brodsky (1940-1996)
genaamd
Joseph
Brodsky
wiens
bundel getiteld Strohalmen
voor de lezer
zo'n achthonderd
bladzijden telt, waarvan de laatste honderd annotaties zijn; Het is
vertaald door Margriet Berg, Jan Robert Braat, Anneke Brassinga, Arie
van der Ent, Marko Fondse, Gents Collectief van poëzievertalers,
Arthur Langeveld, Leidse slavisten (met Karel van het Reve), Anne
Stoffel, Charles B. Timmer, Kees Verheul, Werkgroep van het Slavisch
Instituut van de Universiteit Utrecht (met Arthur Langeveld), Marja
Wiebes en Peter Zeeman. Kees Verheul, slavist, schrijver en vertaler,
verzorgde de redactie, de samenstelling en de annotaties ervan.
Ikzelf had al jaren Ex
Ponto,
Gedichten
1961-1996,
ingeleid, gekozen en vertaald door Peter Zeeman, in de kast staan; en
had mijn zinnen gezet op een aantal gedichten waaronder dit
hieronder, vertaald uit het Engels en 1995 gedateerd. Ik laat u de
versie lezen van Anneke Brassinga die voor S.v.d.l.
al zijn engelse gedichten heeft vertaald.
ODE
AAN BETON
Je
zult mij overleven, m'n beste beton,
zoals
ik anderen achter me liet
die
mij ook zagen als een bastion:
stoere
blik, kin van graniet.
Dus
niet uit afgunst, maar als bloedverwant
prijs
ik je onbezielde, poreuze uiterlijk,
ik,
iets minder duurzaam, opgebrand,
maar
m'n ontwerpers nog steeds erkentelijk.
Jouw
afkomst is laag, om precies
te
zijn zinloos maar wel aansluitend bij
wat
de aard van jouw bestemming is:
abstract
en ver – te ver voor mij.
't
Is niet dat niets zichzelf gewint
maar
dat de toekomst eigenlijk alleen
uit
wil met een vrouw die hij niet kent,
een
die gekleed gaat in een jurk van steen.
Uit
de winkel nam ik ook de Engelse editie mee, 540 bladzijden dik,
getiteld Joseph
Brodsky Collected poems in English
met
op de cover een prachtige afbeelding in kleur van de dichter, zittend
op een bank die tegen een huis staat; dit is de eerste paperback
editie uitgegeven bij Farrar Straus & Giroux in 2012, niet duur
geprijsd, sinds april bij ons in huis; en ook zoals bij de
Nederlandse editie voorzien van z'on vijf en dertig bladzijden
notities. Deze uitgave heeft als voordeel dat je bijvoorbeeld te
weten komt dat het geciteerde gedicht voor het publiek verscheen als
Ode
to concrete
in The New Republic,
May
27, 1996; een krant met een rode cover getiteld 'Who
will rule Russia'.
Dit gedicht was al een jaar eerder door J.B. in het Engels geschreven
en vertaald door Peter Zeeman met wie de dichter een goede relatie
heeft. Deze Russisch-Amerikaanse dichter schreef moeiteloos in beide
talen. Hieronder, de versie uit de Amerikaanse bundel:
Ode
to Concrete
You
'll outlast me, good old concrete,
as
I've outlasted, it seems, some men
who
had taken me, too, for a kind of street,
citing
color of eyes, or mien.
So
I praise your inanimate, porous looks
not
out of envy but as the next
of
kin–less durable, plagued with loose
joints,
though still grateful to the architects.
I
applaud your humble–to be exact,
meaningless–origins,
roar and screech,
fully
matched, however, bij the abstract
destination,
beyond my reach.
It's
not that nothing begets its kind
but
that the future prefers to court
a
date that's resolutely blind
and
wrapped in a petrified long skirt.
Ook
vond ik de volgende gedichten zo aantrekkelijk dat ik ze vaak las:
Rotterdams
Dagboek
geschreven in Rotterdam, juli 1973; Vlinder
uit
1972, Venetiaanse
strofen I en II uit
1982; Holland
voor
Kees
Verheul,
1993
en 24
mei 1980
vond
ik een intrigerend gedicht. Allen door P.Z. vertaald. Uit het eerste
gedicht RD
dat
drie strofen telt citeer ik de tweede:
II
Een
warme julidag. Er lekt een wafel
ijs
op een buik. Een kinderstemmenkoor.
Moderne
flats, kantoor omarmt kantoor.
Le
Corbusier deelt dit met de Luftwaffe,
dat
beide fanatiek hebben getracht
het
aanzien van Europa vorm te geven.
Wat
de cyclopen in hun drift vergeten
wordt
op een tekentafel koel volbracht.
Uit
het tweede V,
dat uit veertien strofen bestaat, zijn strofen III, IV en XIV mijn
favorieten:
III
Beweren
dat je helemaal
niet
bent? Maar wat
is
dit dan in m'n hand?
Dit
verfonthaal
komt
ergens toch vandaan.
Wie
heeft die kleuren opgezet?
Wie
heeft ze voorgezegd?
Ik
leef niet in de waan
dat
zo'n palet ook door mijn brein,
dat
wel in woorden denkt
maar
zelden in pigment,
bedacht
kan zijn
IV
Jouw
vleugeltjes – een prent,
een
doek met oogjes,
pupillen,
wimpers, boogjes.
Je bent fragment
van
een gezicht; zeg mij
van
wie, vliegend portret?
En welk facet,
wat voor detail toon jij
als nature morte?
Is het van vruchten,
een
veldboeket, of ligt er
vis op het boord?
XIV
Ja,
jij bent beter dan
het Niets, nabijer,
meer
zichtbaar. Toch ben jij er
in wezen aan
verwant.
En op jouw vluchten
krijgt het materie.
Daarom,
wanneer je
rondfladdert
in de drukte
van alledag, vorm jij
een
soort begrenzing,
een
luchtige versperring
tussen
het Niets en mij.
Voor
wie geïnteresseerd is in de goed geannoteerde Engelstalige editie
die een twaalftal medewerkers telt, in samenwerking met de auteur, is
hier de vertaling van George L. Kline
te
lezen die in The New Yorker, March 15, 1976 verscheen onder de titel
The
Butterfly:
Babochka
from
Chast'
rechi.
Hieronder,
de eerste twee strofen van ditzelfde gedicht:
I
Should
I say that you're dead?
You
touched so brief a fragment
of
time. There's much that's sad in
the
joke God played.
I
scarcely comprehend
the
words “you've lived”; the date of
your
birth and when you faded
in
my cupped hand
are
one, and not two dates.
Thus calculated,
your
term is, simply stated,
less than a day.
II
It's
clear that days for us
are
nothings, zeros.
They
can't be pinned down near us
to
feed our eyes.
Whenever
days stand stark
against
white borders,
since
they possess no bodies,
they
leave no mark.
They
are like you. That is,
each
butterfly's smal plumage
is
one day's shrunken image--
a tenth its size.
Voor
alle duidelijkheid is het belangrijk iets te vertellen over de
indeling van beide bundels. De Engelstalige editie Collected
Poems in English is
verdeeld in vijf hoofdstukken met erachter de paginering en soms een
opdracht: A
Part of speech I
To
my
my
mother and father Gorbunov
and
Gorchakov
163
To Urania
209
So
Forth
343
To
my wife and daughter
Collected
poems and translations 459.
Als
laatste, twee bladzijden Selected
Bibliography
van
de verzen, van de essays, de toneelstukken, de anthologieën en de
kristische studies die in de noten worden geciteerd; Als laatste:
Notes
en de Index
of titles and first lines.
Een
compacte editie die, zoals gezegd heel precies aangeeft hoe en
wanneer de gedichten zijn verschenen.
De
Nederlandse editie kent vier delen: Deel
1 (1957-1964),
Deel
II (1964-1972),
Deel
III
(1972-1987),
Deel IV (1987-1996),
Gedichten
oorspronkelijk geschreven in het Engels.
En als laatste Annotaties,
Verantwoording
vertalingen en
de inhoud
met
de paginering.
Men
weet dus precies wie in S.v.d.l.
welk
gedicht heeft vertaald. De annotaties zijn een roman apart: als je
bijvoorbeeld wilt weten aan wie het gedicht Tot
Urania (1981)
is
opgedragen, dan zoek je op wie I.K..
is. Dan weet je dat het om Inés Delgrado de Torres gaat. Wie is zij?
“Een 'naaste vriendin van Brodsky in New York, dochter van voor het
Franco-regime naar America gevluchte Spaanse ouders, getrouwd en
gescheiden van de Iers-Amerikaanse dichter Galway Kinnell. Naast hun
omgang in New York maakten zij en J.B. samen buitenlandse reizen naar
onder andere Spanje, Ierland en Amsterdam. Hun relatie eindigde kort
voor Brodky's huwelijk met Maria Sozzani in 1990.” De eerste zes
regels uit dit door P.Z. vertaalde gedicht (1981), luiden:
Met
inbegrip van leed heeft alles z'n grenzen.
Een
raam houdt je blik tegen, zoals een hek een blad.
Je
kunt met sleutels rammelen. Water inschenken.
Eenzaamheid
is een mens in het kwadraat.
Een
dromedaris besnuffelt fronsend een spoorbaan.
Leegte
opent zich als een zwaar overgordijn.
Op
de bladzijde ernaast, Verbranding
ook
uit datzelfde jaar, maar voor
M.B.,
vertaald door Jan Robert Braat, citeer ik van de negentien strofen de
twee laatsten:
Jij
bent zoals je was.
Van
het leven en 't lot
rest
er na jou de as,
uitgedoofd,
vaal, kapot,
sneeuw,
koude, dageraad,
dans
van bevroren riet.
Verzengd
tot de derde graad
bolwerkt
dit brein het niet.
Je
vraagt je af: Wie is M.B.?
Uit deel II herinner je je nog deze intialen van het gedicht Profetie
(1
mei 1965) dat indruk maakte vanwege de vierde regel van de tweede
strofe: “Dit
Holland wordt ons leven, ons bestaan;”
En bij het lezen van de vierde strofe, was de vraag: Heeft hij
kinderen?
't
Zal winter worden, en een straffe wind
zal
van ons houten dak de zegge vreten.
En
worden we gezegend met een kind,
dan
zal het Andrey dan wel Anna heten.
Opdat,
wanneer het Russisch alfabet
zich
in het roze hoofdje heeft gezet,
de
eerste klank altijd komt bovendrijven
en
tot de verre toekomst zal beklijven.
De
annotaties geven hier het antwoord op: “Van moederskant stamt
Marina Basmanova, tot wie de dichter zich hier richt, af van
Hollanders met de naam Enthoven, die zich in de negentiende eeuw in
Sint-Petersburg hebben gevestigd. 'Dan zal het Andrey dan wel Anna
heten' – Brodsky's zoon van M.B., geboren in 1967, heet Andrey,
zijn dochter van Maria Sozzani, geboren in New York in 1993, keeg de
naam Anna.”
Veel
van zijn gedichten zijn voor iemand geschreven. Intrigerend vond ik
destijds dat de
twee volgende gedichten gedateerd uit 1982: Venetiaanse
I
zijn
opgedragen aan Susan Sontag en Venetiaanse
strofen II aan
Gennadi Sjmakov. Je wilt weten wat de relatie van J.B. tot die twee
was. De annotaties geven het antwoord: J.B. was met de Amerikaanse
schrijfster S.S. langdurig bevriend. “We zijn elkaar een keer of
wat toevallig tegengekomen in Venetië.” Over G.S. lezen wij dat
hij het werk van de homoseksuele Petersburgse dichter Michail Koezmin
bestudeerde en dat hij in Leningrad een goede bekende was van J.B.
Van
VS
I
kies
ik van de acht strofen de tweede en van VS
II
de
laatste.
En
wat ik aardig vond is te zien dat P.Z. zijn vertalingen heeft
verbeterd in S.v.d.l.
II
Het
plein is uitgestorven, de kaden zijn verlaten.
Aan
de muren van het café meer volk dan er zit;
een
meisje in een harembroek laat haar sitaar praten
voor
een eender geklede Rashid.
O,
negentiende eeuw! Hang naar het Oosten! Pose
van
de balling op een rots! En volle manen, als leucocyten
in
het bloed, in het werk van barden, die gloeien van tuberculose,
maar
dit toeschrijven aan liefde.
VIII
Ietwat
aangeschoten zit ik deze regels te noteren,
's
winters, buiten, in m'n colbertje, onder een staal-
blauwe
hemel, en laat m'n kaken klanken produceren
in
hun moedertaal.
Koffie
wordt koud. Doffe pupillen zijn het mikpunt
van
de sprankelende lagune vanwege hun waaghalzerij
een
landschap vast te leggen dat het uitstekend
afkan
zonder mij.
Het
gedicht 24
MEI 1980
verwijst
naar de veertigste verjaardag van de dichter. Het aardige van dit
gedicht is dat de vertaling in Ex
Ponto
van
Peter Zeeman is en in S.v.d.l
van
Kees Verheul. Totaal anders, die twee vertalingen.
Ik
geef u van dit gedicht de begin- en de slotregels, eerst van P.Z. in
Ex
Ponto,
en dan die van K.V. in S.v.d.l.
Boeiend
om te zien wat vrijheid van vertaling met een gedicht doet.
Als
een wild beest heb ik me in een kooi laten zetten,
kerfde
mijn straftijd en bijnaam in cellen en barakken,
woonde
aan zee, speelde aan de roulette
en
lunchte met Joost mag weten wie in nette pakken.
[…]
Liet
alle klanken, behalve gehuil, uit mijn longen komen;
ging
over op fluisteren. Ben nu veertig geworden.
Wat
te zeggen van het leven? Dat het lang is gebleken.
Alleen
met leed voel ik mij nog verbonden.
Maar
totdat ze mijn strottenhoofd breken
zal
mijn stem uitsluitend dank verkonden.
P.Z.
In
plaats van een beest heb ik me steeds in een kooi laten zetten,
mijn
straftijd en nummer heb ik gekrast in celmuren,
'k
heb aan zee gewoond, gespeeld aan de roulette,
in
rok gesoupeerd met de vreemdste sinjeuren.
[…]
Elke
klank is mijn keel gepasseerd behalve janken;
'k
ben gaan fluisteren. Vandaag ben ik veertig geworden.
Wat
moet ik zeggen van het leven? Dat het lang is gebleken.
Solidariteit
voel ik alleen met mislukten en manken.
Maar
zolang mijn strot niet onder de klei wordt vertreden
zal
't geluid dat hij geeft enkel dit zijn: danken.
K.V.
Zijn
in memoriam voor Anna Achmatova van juli 1989, ter gelegenheid van
haar honderdste geboortedag getuigt van zijn bewondering voor deze
dichteres “die de beginnelingsfase van zijn carrière heeft
begeleid en die bij zijn verdere ontplooiing in Rusland en elders
steeds, hoe onzichtbaar ook voor buitenstaanders, dominant aanwezig
bleef op de achtergrond van Brodsky's gedachten […]”. De
vertaling is van het Gents Collectief van Poëzievertalers. De
laatste
strofe van het gedicht Bij
de honderdste geboortendag van Anna Achmatova
is:
Jij
vorstelijke ziel, ik buig van overzee
voor
wie ze vond, voor jou, voor wat er is gebleven
en
rust in moedergrond, die dankzij jou verkreeg
de
gave van het woord in een doofstomme wereld.
Met
het gedicht Holland
wil ik eindigen. Het is opgedragen aan Kees Verheul met wie de
dichter zo'n dertig jaar bevriend is geweest. Het in Amsterdam
geschreven gedicht is zomer 1993 gedateerd en door P.Z. vertaald;
echt anders dan in bovengenoemde Ex
Ponto.
Leuk
om te lezen hoe hij dit heeft verbeterd. De annotaties zijn zeer de
moeite van 't lezen waard.
Holland
wil zeggen: plat en effen land,
land
dat ten langen leste overgaat in zee.
En
zee, dat is wat Holland eigenlijk
in
wezen is. De ongevangen vissen
die
in het Nederlands gesprekken voeren
zijn
zeker dat hun vrijheid een soort kruising is
van
kant en een gravure. Bergbeklimmen
of
sterven van de dorst, dat gaat in Holland niet.
Nog
moeilijker is het om sporen na te laten
wanneer
je op je fiets van huis wegrijdt,
laat
staan wanneer je wegvaart. Holland –
herinneringen.
En die breng je met geen dijk
of
dam tot staan. 't Is in die zin dat ik
al
vele malen langer leef in Holland
dan
al die golven die daarginder rollen
zonder
adres. Precies als deze regels.
Een
prachtig gedicht vol onverwachten wendingen en geestig in zijn droge
terzijdes.
In
de Volkskrant van 11 juli jl. kunt u in de inleiding van het artikel
getiteld Brodsky's
nut
lezen
wat Sjeng Scheijen van deze 'vijf sterren' bundel vindt: “De droge,
complexe, verslavende poëzie van Sovjetrebel Joseph
Brodsky is verzameld in een magistrale bundel, waaraan Nederlands
beste vertalers Russisch hebben meegewerkt. Zonder opvolgers wacht
die vertaalcultuur de ondergang. Dat maakt Brodsky's werk voor
Nederland des te relevanter.” Hier lezen we ook dat 'zijn biografie
een goudmijn zou kunnen zijn voor een dichter'. Als 2 jarige
overleeft hij de eerste hongerwinter van de Leningradse blokkade en
zijn vader die miltair is ziet hij pas in 1948 terug. We lezen: “Het
Joodse gezin beleeft dan de antisemitische campagnes van de late
Stalintijd. Brodsky deugt niet, maakt zijn school niet af, werkt in
fabrieken en als manusje van alles op geologische expedities. Hij
begint te dichten en vestigt de aandacht op zich van liefhebbers,
maar ook van de KGB. Zijn interesse voor het Westen is groot, hij
verbergt dat onvoldoende, wordt gearresteerd en weer vrijgelaten. […]
In 1964 wordt hij veroordeeld tot dwangarbeid vanwege 'sociaal
parasitisme', omdat hij de dichtkunst beoefende zonder daarvoor van
staatswege te zijn gemachtigd. Die rechtszaak en veroordeling is van
een zo grote stupiditeit, dat ze, ook in retrospectief, blijft
verbazen. In de Sovjet-Unie onstonden er publieke protesten tegen het
vonnis, van populaire schrijvers […] en zelfs van muziekpatriarch
Dmitri Sjostakovitsj.” De regering raakte in verwarring en besloot
het vijfjarige vonnis te negeren en J.B. na een jaar vrij te laten.
Zijn proces maakte duidelijk dat de tijden waren veranderd. In 1972
wordt
de
dichter aangespoord het land te verlaten. Hij laat alles achter:
familie, vrienden, vrouwen en kinderen. Hij verblijft dan enige tijd
in Europa; in Oostenrijk ontmoet hij de door hem zo bewonderde W.H.
Auden die hem hielp zijn carrière voort te zeten. Brodksy kwam
uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht, waar hij ging doceren
aan universiteiten en lid werd van de American Academy and Institute
of Art and Letters.
Daar
wordt hij wereldberoemd. In 1987 ontvangt hij de Nobelprijs
voor zijn hele oeuvre.
Na
zijn overlijden in 1996 schreef Arthur Langeveld in het NRC
Handelsblad: “Te zeggen dat hij de grootste Russische dichter van
onze tijd was, is te weinig: hij was de Russische poëzie van deze
tijd. Binnen Rusland is er niemand die ook maar in zijn schaduw kan
staan en buiten Rusland maar heel weinigen.”
“Brodsky
schreef allerlei soorten gedichten: korte en lange, eenvoudige en
moeilijke, rijmende en niet rijmende, in allerlei vormen en in
allerlei stijlen. Liefdesgedichten en liefdesverdrietgedichten.
Portretten van vrienden. Schilderingen van landschappen en van
steden. Brieven op rijm. Monologen en dialogen, tot aan toneelstukken
toe.” schrijft Guus Middag in het NRC Handelsblad van 12 juni jl.
Ergens anders in dit artikel zegt hij:
“In
de gedichten van Brodsky vind je altijd iets bijzonders. Om te
beginnen, zoals ik al zei: verrassingen. Die zitten overal, tot in de
kleinste details. Losse beelden: 'de sparrengotiek in de Russische
vlakte'. Waarnemingen: 'Een geile straatsteen gluurt naar het blauwe
ondergoed / van je langbenige vriendin.' Verbindingen: in 1973 nam
hij deel aan Poetry International in Rotterdam, in een hoog gebouw
'dat naar de sterren reikt / op een niveau dat eerder werd bereikt /
door hen die hier destijds de lucht in vlogen.'
Echt
goed zijn poëzie karakteriseren blijkt toch moeilijk. “Kees
Verheul spreekt van 'het samengaan van verhevenheid met aardse humor,
van religieuze denkbeelden met erotiek, van een beteugelde heftige
emotie met heftig abstract geredeneer' als kenmerken van de
onverwisselbare Brodsky-toon” zegt G.M.
Deze
monumentale uitgave is meer dan zijn prijs waard. Waar je het ook
openslaat, je blijft lezen. Bij de begin en slotregels van het eerste
gedicht uit 1957 was ik al terstond gegrepen: “Vaarvel, vergeet /
en oordeel niet te hard. / Verbrand je brieven / als een brug, / keer
niet meer terug.” […] Dat ze maar fraai en groots mag zijn / de
strijd / die binnen in je woedt.” Zijn toon beviel meteen. Wat je
verwacht van een groot dichter is dat hij je meeneemt in al de
werelden van je bewustzijn. Dat doet Brodsky op een meeslepende
manier: afstandelijk en lyrisch, filosofisch en ironisch, beschouwend
en geestig, gevarieerd en speels maar niet gekunsteld want dat
irriteert, emotioneel en koel tegelijk, somber maar ook lichtvoetig,
historisch, legendarisch, romantisch en ook alledaags; nooit banaal
want dat gaat vervelen. Tot mijn verrassing vond ik na lezing zijn
poëzie zo allesoverheersend dat het moeilijk was dit boek te
sluiten. Waar ook, het bleef maar open liggen of het nou een gedicht
betrof of de annotaties achterin van Kees Verheul. Ik zat vast aan
die bundel die ik helemaal niet meer duur vond maar kostbaar geworden
was. Het is een boek dat ik wil bezitten en helemaal uitlezen. Iets
dat met mij mee moet gaan, omdat het boeit en nooit verveelt. Hoe
meer je leest, hoe meer je nog meer wil! Het werkt verslavend.
Menigeen zal het met mij eens zijn.
Tenny
Frank
Geen opmerkingen:
Een reactie posten