15 oktober 2015

Over Joseph Brodsky

De verloren bundel van de maand juli 2015

Wat opvalt, als je ziet wat Perdu heeft van de dichter die ik zal bespreken, is dat de meeste bundels in het Nederlands van hem 'momenteel niet beschikbaar zijn'. In het Engels hebben we er drie. In de boekhandel vindt u van hem een rijk boek dat 59,90 kost en in juni jl. bij de Bezige Bij is uitgekomen. Over wie heb ik het? Over de Russisch-Amerikaanse dichter Iosip Aleksandrovich Brodsky (1940-1996) genaamd Joseph Brodsky wiens bundel getiteld Strohalmen voor de lezer zo'n achthonderd bladzijden telt, waarvan de laatste honderd annotaties zijn; Het is vertaald door Margriet Berg, Jan Robert Braat, Anneke Brassinga, Arie van der Ent, Marko Fondse, Gents Collectief van poëzievertalers, Arthur Langeveld, Leidse slavisten (met Karel van het Reve), Anne Stoffel, Charles B. Timmer, Kees Verheul, Werkgroep van het Slavisch Instituut van de Universiteit Utrecht (met Arthur Langeveld), Marja Wiebes en Peter Zeeman. Kees Verheul, slavist, schrijver en vertaler, verzorgde de redactie, de samenstelling en de annotaties ervan. Ikzelf had al jaren Ex Ponto, Gedichten 1961-1996, ingeleid, gekozen en vertaald door Peter Zeeman, in de kast staan; en had mijn zinnen gezet op een aantal gedichten waaronder dit hieronder, vertaald uit het Engels en 1995 gedateerd. Ik laat u de versie lezen van Anneke Brassinga die voor S.v.d.l. al zijn engelse gedichten heeft vertaald.

ODE AAN BETON

Je zult mij overleven, m'n beste beton,
zoals ik anderen achter me liet
die mij ook zagen als een bastion:
stoere blik, kin van graniet.

Dus niet uit afgunst, maar als bloedverwant
prijs ik je onbezielde, poreuze uiterlijk,
ik, iets minder duurzaam, opgebrand,
maar m'n ontwerpers nog steeds erkentelijk.

Jouw afkomst is laag, om precies
te zijn zinloos maar wel aansluitend bij
wat de aard van jouw bestemming is:
abstract en ver – te ver voor mij.

't Is niet dat niets zichzelf gewint
maar dat de toekomst eigenlijk alleen
uit wil met een vrouw die hij niet kent,
een die gekleed gaat in een jurk van steen.

Uit de winkel nam ik ook de Engelse editie mee, 540 bladzijden dik, getiteld Joseph Brodsky Collected poems in English met op de cover een prachtige afbeelding in kleur van de dichter, zittend op een bank die tegen een huis staat; dit is de eerste paperback editie uitgegeven bij Farrar Straus & Giroux in 2012, niet duur geprijsd, sinds april bij ons in huis; en ook zoals bij de Nederlandse editie voorzien van z'on vijf en dertig bladzijden notities. Deze uitgave heeft als voordeel dat je bijvoorbeeld te weten komt dat het geciteerde gedicht voor het publiek verscheen als Ode to concrete in The New Republic, May 27, 1996; een krant met een rode cover getiteld 'Who will rule Russia'. Dit gedicht was al een jaar eerder door J.B. in het Engels geschreven en vertaald door Peter Zeeman met wie de dichter een goede relatie heeft. Deze Russisch-Amerikaanse dichter schreef moeiteloos in beide talen. Hieronder, de versie uit de Amerikaanse bundel:

Ode to Concrete

You 'll outlast me, good old concrete,
as I've outlasted, it seems, some men
who had taken me, too, for a kind of street,
citing color of eyes, or mien.

So I praise your inanimate, porous looks
not out of envy but as the next
of kin–less durable, plagued with loose
joints, though still grateful to the architects.

I applaud your humble–to be exact,
meaningless–origins, roar and screech,
fully matched, however, bij the abstract
destination, beyond my reach.

It's not that nothing begets its kind
but that the future prefers to court
a date that's resolutely blind
and wrapped in a petrified long skirt.

Ook vond ik de volgende gedichten zo aantrekkelijk dat ik ze vaak las: Rotterdams Dagboek geschreven in Rotterdam, juli 1973; Vlinder uit 1972, Venetiaanse strofen I en II uit 1982; Holland voor Kees Verheul, 1993 en 24 mei 1980 vond ik een intrigerend gedicht. Allen door P.Z. vertaald. Uit het eerste gedicht RD dat drie strofen telt citeer ik de tweede:

II
Een warme julidag. Er lekt een wafel
ijs op een buik. Een kinderstemmenkoor.
Moderne flats, kantoor omarmt kantoor.
Le Corbusier deelt dit met de Luftwaffe,
dat beide fanatiek hebben getracht
het aanzien van Europa vorm te geven.
Wat de cyclopen in hun drift vergeten
wordt op een tekentafel koel volbracht.

Uit het tweede V, dat uit veertien strofen bestaat, zijn strofen III, IV en XIV mijn favorieten:

III
Beweren dat je helemaal
niet bent? Maar wat
is dit dan in m'n hand?
Dit verfonthaal
komt ergens toch vandaan.
Wie heeft die kleuren opgezet?
Wie heeft ze voorgezegd?
Ik leef niet in de waan
dat zo'n palet ook door mijn brein,
dat wel in woorden denkt
maar zelden in pigment,
bedacht kan zijn
IV
Jouw vleugeltjes – een prent,
een doek met oogjes,
pupillen, wimpers, boogjes.
Je bent fragment
van een gezicht; zeg mij
van wie, vliegend portret?
En welk facet,
wat voor detail toon jij
als nature morte?
Is het van vruchten,
een veldboeket, of ligt er
vis op het boord?

XIV
Ja, jij bent beter dan
het Niets, nabijer,
meer zichtbaar. Toch ben jij er
in wezen aan
verwant. En op jouw vluchten
krijgt het materie.
Daarom, wanneer je
rondfladdert in de drukte
van alledag, vorm jij
een soort begrenzing,
een luchtige versperring
tussen het Niets en mij.

Voor wie geïnteresseerd is in de goed geannoteerde Engelstalige editie die een twaalftal medewerkers telt, in samenwerking met de auteur, is hier de vertaling van George L. Kline
te lezen die in The New Yorker, March 15, 1976 verscheen onder de titel The Butterfly: Babochka from Chast' rechi. Hieronder, de eerste twee strofen van ditzelfde gedicht:

I
Should I say that you're dead?
You touched so brief a fragment
of time. There's much that's sad in
the joke God played.
I scarcely comprehend
the words “you've lived”; the date of
your birth and when you faded
in my cupped hand
are one, and not two dates.
Thus calculated,
your term is, simply stated,
less than a day.
II
It's clear that days for us
are nothings, zeros.
They can't be pinned down near us
to feed our eyes.
Whenever days stand stark
against white borders,
since they possess no bodies,
they leave no mark.
They are like you. That is,
each butterfly's smal plumage
is one day's shrunken image--
a tenth its size.

Voor alle duidelijkheid is het belangrijk iets te vertellen over de indeling van beide bundels. De Engelstalige editie Collected Poems in English is verdeeld in vijf hoofdstukken met erachter de paginering en soms een opdracht: A Part of speech I To my my mother and father Gorbunov and Gorchakov 163 To Urania 209 So Forth 343 To my wife and daughter Collected poems and translations 459.
Als laatste, twee bladzijden Selected Bibliography van de verzen, van de essays, de toneelstukken, de anthologieën en de kristische studies die in de noten worden geciteerd; Als laatste: Notes en de Index of titles and first lines. Een compacte editie die, zoals gezegd heel precies aangeeft hoe en wanneer de gedichten zijn verschenen.
De Nederlandse editie kent vier delen: Deel 1 (1957-1964), Deel II (1964-1972), Deel III (1972-1987), Deel IV (1987-1996), Gedichten oorspronkelijk geschreven in het Engels. En als laatste Annotaties, Verantwoording vertalingen en de inhoud met de paginering.
Men weet dus precies wie in S.v.d.l. welk gedicht heeft vertaald. De annotaties zijn een roman apart: als je bijvoorbeeld wilt weten aan wie het gedicht Tot Urania (1981) is opgedragen, dan zoek je op wie I.K.. is. Dan weet je dat het om Inés Delgrado de Torres gaat. Wie is zij? “Een 'naaste vriendin van Brodsky in New York, dochter van voor het Franco-regime naar America gevluchte Spaanse ouders, getrouwd en gescheiden van de Iers-Amerikaanse dichter Galway Kinnell. Naast hun omgang in New York maakten zij en J.B. samen buitenlandse reizen naar onder andere Spanje, Ierland en Amsterdam. Hun relatie eindigde kort voor Brodky's huwelijk met Maria Sozzani in 1990.” De eerste zes regels uit dit door P.Z. vertaalde gedicht (1981), luiden:

Met inbegrip van leed heeft alles z'n grenzen.
Een raam houdt je blik tegen, zoals een hek een blad.
Je kunt met sleutels rammelen. Water inschenken.
Eenzaamheid is een mens in het kwadraat.
Een dromedaris besnuffelt fronsend een spoorbaan.
Leegte opent zich als een zwaar overgordijn.

Op de bladzijde ernaast, Verbranding ook uit datzelfde jaar, maar voor M.B., vertaald door Jan Robert Braat, citeer ik van de negentien strofen de twee laatsten:

Jij bent zoals je was.
Van het leven en 't lot
rest er na jou de as,
uitgedoofd, vaal, kapot,
sneeuw, koude, dageraad,
dans van bevroren riet.
Verzengd tot de derde graad
bolwerkt dit brein het niet.

Je vraagt je af: Wie is M.B.? Uit deel II herinner je je nog deze intialen van het gedicht Profetie (1 mei 1965) dat indruk maakte vanwege de vierde regel van de tweede strofe: “Dit Holland wordt ons leven, ons bestaan;” En bij het lezen van de vierde strofe, was de vraag: Heeft hij kinderen?

't Zal winter worden, en een straffe wind
zal van ons houten dak de zegge vreten.
En worden we gezegend met een kind,
dan zal het Andrey dan wel Anna heten.
Opdat, wanneer het Russisch alfabet
zich in het roze hoofdje heeft gezet,
de eerste klank altijd komt bovendrijven
en tot de verre toekomst zal beklijven.

De annotaties geven hier het antwoord op: “Van moederskant stamt Marina Basmanova, tot wie de dichter zich hier richt, af van Hollanders met de naam Enthoven, die zich in de negentiende eeuw in Sint-Petersburg hebben gevestigd. 'Dan zal het Andrey dan wel Anna heten' – Brodsky's zoon van M.B., geboren in 1967, heet Andrey, zijn dochter van Maria Sozzani, geboren in New York in 1993, keeg de naam Anna.”

Veel van zijn gedichten zijn voor iemand geschreven. Intrigerend vond ik destijds dat de twee volgende gedichten gedateerd uit 1982: Venetiaanse I zijn opgedragen aan Susan Sontag en Venetiaanse strofen II aan Gennadi Sjmakov. Je wilt weten wat de relatie van J.B. tot die twee was. De annotaties geven het antwoord: J.B. was met de Amerikaanse schrijfster S.S. langdurig bevriend. “We zijn elkaar een keer of wat toevallig tegengekomen in Venetië.” Over G.S. lezen wij dat hij het werk van de homoseksuele Petersburgse dichter Michail Koezmin bestudeerde en dat hij in Leningrad een goede bekende was van J.B.
Van VS I kies ik van de acht strofen de tweede en van VS II de laatste.
En wat ik aardig vond is te zien dat P.Z. zijn vertalingen heeft verbeterd in S.v.d.l.

II
Het plein is uitgestorven, de kaden zijn verlaten.
Aan de muren van het café meer volk dan er zit;
een meisje in een harembroek laat haar sitaar praten
voor een eender geklede Rashid.
O, negentiende eeuw! Hang naar het Oosten! Pose
van de balling op een rots! En volle manen, als leucocyten
in het bloed, in het werk van barden, die gloeien van tuberculose,
maar dit toeschrijven aan liefde.

VIII
Ietwat aangeschoten zit ik deze regels te noteren,
's winters, buiten, in m'n colbertje, onder een staal-
blauwe hemel, en laat m'n kaken klanken produceren
in hun moedertaal.
Koffie wordt koud. Doffe pupillen zijn het mikpunt
van de sprankelende lagune vanwege hun waaghalzerij
een landschap vast te leggen dat het uitstekend
afkan zonder mij.

Het gedicht 24 MEI 1980 verwijst naar de veertigste verjaardag van de dichter. Het aardige van dit gedicht is dat de vertaling in Ex Ponto van Peter Zeeman is en in S.v.d.l van Kees Verheul. Totaal anders, die twee vertalingen.
Ik geef u van dit gedicht de begin- en de slotregels, eerst van P.Z. in Ex Ponto, en dan die van K.V. in S.v.d.l. Boeiend om te zien wat vrijheid van vertaling met een gedicht doet.

Als een wild beest heb ik me in een kooi laten zetten,
kerfde mijn straftijd en bijnaam in cellen en barakken,
woonde aan zee, speelde aan de roulette
en lunchte met Joost mag weten wie in nette pakken.
[…]
Liet alle klanken, behalve gehuil, uit mijn longen komen;
ging over op fluisteren. Ben nu veertig geworden.
Wat te zeggen van het leven? Dat het lang is gebleken.
Alleen met leed voel ik mij nog verbonden.
Maar totdat ze mijn strottenhoofd breken
zal mijn stem uitsluitend dank verkonden.
P.Z.


In plaats van een beest heb ik me steeds in een kooi laten zetten,
mijn straftijd en nummer heb ik gekrast in celmuren,
'k heb aan zee gewoond, gespeeld aan de roulette,
in rok gesoupeerd met de vreemdste sinjeuren.
[…]
Elke klank is mijn keel gepasseerd behalve janken;
'k ben gaan fluisteren. Vandaag ben ik veertig geworden.
Wat moet ik zeggen van het leven? Dat het lang is gebleken.
Solidariteit voel ik alleen met mislukten en manken.
Maar zolang mijn strot niet onder de klei wordt vertreden
zal 't geluid dat hij geeft enkel dit zijn: danken.
K.V.

Zijn in memoriam voor Anna Achmatova van juli 1989, ter gelegenheid van haar honderdste geboortedag getuigt van zijn bewondering voor deze dichteres “die de beginnelingsfase van zijn carrière heeft begeleid en die bij zijn verdere ontplooiing in Rusland en elders steeds, hoe onzichtbaar ook voor buitenstaanders, dominant aanwezig bleef op de achtergrond van Brodsky's gedachten […]”. De vertaling is van het Gents Collectief van Poëzievertalers. De
laatste strofe van het gedicht Bij de honderdste geboortendag van Anna Achmatova is:

Jij vorstelijke ziel, ik buig van overzee
voor wie ze vond, voor jou, voor wat er is gebleven
en rust in moedergrond, die dankzij jou verkreeg
de gave van het woord in een doofstomme wereld.

Met het gedicht Holland wil ik eindigen. Het is opgedragen aan Kees Verheul met wie de dichter zo'n dertig jaar bevriend is geweest. Het in Amsterdam geschreven gedicht is zomer 1993 gedateerd en door P.Z. vertaald; echt anders dan in bovengenoemde Ex Ponto. Leuk om te lezen hoe hij dit heeft verbeterd. De annotaties zijn zeer de moeite van 't lezen waard.

Holland wil zeggen: plat en effen land,
land dat ten langen leste overgaat in zee.
En zee, dat is wat Holland eigenlijk
in wezen is. De ongevangen vissen
die in het Nederlands gesprekken voeren
zijn zeker dat hun vrijheid een soort kruising is
van kant en een gravure. Bergbeklimmen
of sterven van de dorst, dat gaat in Holland niet.
Nog moeilijker is het om sporen na te laten
wanneer je op je fiets van huis wegrijdt,
laat staan wanneer je wegvaart. Holland –
herinneringen. En die breng je met geen dijk
of dam tot staan. 't Is in die zin dat ik
al vele malen langer leef in Holland
dan al die golven die daarginder rollen
zonder adres. Precies als deze regels.

Een prachtig gedicht vol onverwachten wendingen en geestig in zijn droge terzijdes.

In de Volkskrant van 11 juli jl. kunt u in de inleiding van het artikel getiteld Brodsky's nut lezen wat Sjeng Scheijen van deze 'vijf sterren' bundel vindt: “De droge, complexe, verslavende poëzie van Sovjetrebel Joseph Brodsky is verzameld in een magistrale bundel, waaraan Nederlands beste vertalers Russisch hebben meegewerkt. Zonder opvolgers wacht die vertaalcultuur de ondergang. Dat maakt Brodsky's werk voor Nederland des te relevanter.” Hier lezen we ook dat 'zijn biografie een goudmijn zou kunnen zijn voor een dichter'. Als 2 jarige overleeft hij de eerste hongerwinter van de Leningradse blokkade en zijn vader die miltair is ziet hij pas in 1948 terug. We lezen: “Het Joodse gezin beleeft dan de antisemitische campagnes van de late Stalintijd. Brodsky deugt niet, maakt zijn school niet af, werkt in fabrieken en als manusje van alles op geologische expedities. Hij begint te dichten en vestigt de aandacht op zich van liefhebbers, maar ook van de KGB. Zijn interesse voor het Westen is groot, hij verbergt dat onvoldoende, wordt gearresteerd en weer vrijgelaten. […] In 1964 wordt hij veroordeeld tot dwangarbeid vanwege 'sociaal parasitisme', omdat hij de dichtkunst beoefende zonder daarvoor van staatswege te zijn gemachtigd. Die rechtszaak en veroordeling is van een zo grote stupiditeit, dat ze, ook in retrospectief, blijft verbazen. In de Sovjet-Unie onstonden er publieke protesten tegen het vonnis, van populaire schrijvers […] en zelfs van muziekpatriarch Dmitri Sjostakovitsj.” De regering raakte in verwarring en besloot het vijfjarige vonnis te negeren en J.B. na een jaar vrij te laten. Zijn proces maakte duidelijk dat de tijden waren veranderd. In 1972 wordt
de dichter aangespoord het land te verlaten. Hij laat alles achter: familie, vrienden, vrouwen en kinderen. Hij verblijft dan enige tijd in Europa; in Oostenrijk ontmoet hij de door hem zo bewonderde W.H. Auden die hem hielp zijn carrière voort te zeten. Brodksy kwam uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht, waar hij ging doceren aan universiteiten en lid werd van de American Academy and Institute of Art and Letters.
Daar wordt hij wereldberoemd. In 1987 ontvangt hij de Nobelprijs voor zijn hele oeuvre.
Na zijn overlijden in 1996 schreef Arthur Langeveld in het NRC Handelsblad: “Te zeggen dat hij de grootste Russische dichter van onze tijd was, is te weinig: hij was de Russische poëzie van deze tijd. Binnen Rusland is er niemand die ook maar in zijn schaduw kan staan en buiten Rusland maar heel weinigen.”

Brodsky schreef allerlei soorten gedichten: korte en lange, eenvoudige en moeilijke, rijmende en niet rijmende, in allerlei vormen en in allerlei stijlen. Liefdesgedichten en liefdesverdrietgedichten. Portretten van vrienden. Schilderingen van landschappen en van steden. Brieven op rijm. Monologen en dialogen, tot aan toneelstukken toe.” schrijft Guus Middag in het NRC Handelsblad van 12 juni jl. Ergens anders in dit artikel zegt hij:
In de gedichten van Brodsky vind je altijd iets bijzonders. Om te beginnen, zoals ik al zei: verrassingen. Die zitten overal, tot in de kleinste details. Losse beelden: 'de sparrengotiek in de Russische vlakte'. Waarnemingen: 'Een geile straatsteen gluurt naar het blauwe ondergoed / van je langbenige vriendin.' Verbindingen: in 1973 nam hij deel aan Poetry International in Rotterdam, in een hoog gebouw 'dat naar de sterren reikt / op een niveau dat eerder werd bereikt / door hen die hier destijds de lucht in vlogen.'
Echt goed zijn poëzie karakteriseren blijkt toch moeilijk. “Kees Verheul spreekt van 'het samengaan van verhevenheid met aardse humor, van religieuze denkbeelden met erotiek, van een beteugelde heftige emotie met heftig abstract geredeneer' als kenmerken van de onverwisselbare Brodsky-toon” zegt G.M.

Deze monumentale uitgave is meer dan zijn prijs waard. Waar je het ook openslaat, je blijft lezen. Bij de begin en slotregels van het eerste gedicht uit 1957 was ik al terstond gegrepen: “Vaarvel, vergeet / en oordeel niet te hard. / Verbrand je brieven / als een brug, / keer niet meer terug.” […] Dat ze maar fraai en groots mag zijn / de strijd / die binnen in je woedt.” Zijn toon beviel meteen. Wat je verwacht van een groot dichter is dat hij je meeneemt in al de werelden van je bewustzijn. Dat doet Brodsky op een meeslepende manier: afstandelijk en lyrisch, filosofisch en ironisch, beschouwend en geestig, gevarieerd en speels maar niet gekunsteld want dat irriteert, emotioneel en koel tegelijk, somber maar ook lichtvoetig, historisch, legendarisch, romantisch en ook alledaags; nooit banaal want dat gaat vervelen. Tot mijn verrassing vond ik na lezing zijn poëzie zo allesoverheersend dat het moeilijk was dit boek te sluiten. Waar ook, het bleef maar open liggen of het nou een gedicht betrof of de annotaties achterin van Kees Verheul. Ik zat vast aan die bundel die ik helemaal niet meer duur vond maar kostbaar geworden was. Het is een boek dat ik wil bezitten en helemaal uitlezen. Iets dat met mij mee moet gaan, omdat het boeit en nooit verveelt. Hoe meer je leest, hoe meer je nog meer wil! Het werkt verslavend. Menigeen zal het met mij eens zijn.




Tenny Frank







Geen opmerkingen:

Een reactie posten