5 november 2015

Over René Char

René Char


Perdu heeft nu een tiental bundels van de Franse dichter René Char (1907-1988). 
Dichter als lichtmaker titelde Henk Pröpper zijn artikel over deze poëet in het NRC Handelsbad van 23-02-1988:
'Dichten was voor Char het ontsteken van licht door de fonkeling van op elkaar stuitende woorden en had de taal eenmaal haar vitaliserend werk gedaan, dan trok de dichter zich uit het gedicht terug, terug naar het duister dat voor Char buiten de taal lag.'

Twintig jaar eerder had C.J. van Rees in het Parool van 24-06-1967 het volgende over Char geschreven:
'Dat Char tot de grootste Franse dichters behoort, daarover bestaat geen twijfel. Ten onrechte is hij tot nu toe een dichter voor dichters gebleven. Nog slechts een beperkt publiek heeft zich het 'mysterie' van deze poëzie eigen gemaakt. In ons land ligt er op dit punt een taak voor de goede vertalers, die een barrière voor een groter publiek zouden kunnen wegnemen. Of moeten we soms wachten tot hem de Nobelprijs wordt toegekend?'

Geboren in 1907 in L'Isle-sur-Sorgue, een plaatsje ten oosten van Avignon, was R.C. de jongste van de vier kinderen van Marie-Thérèse Armande Rouget en Emile Char, plaatselijk gipsfabrikant en burgemeester. Hij groeide op in de Vaucluse, landstreek van de ijskoude en heldere rivier de Sorgue, met uitzicht op het Lubérongebergte in de verte. 

Albert Camus schreef ooit in zijn inleiding op een Duitse Char-uitgave het volgende over deze streek: 
'Daar, waar Char is geboren, doet de zon zich soms als iets donkers voor, dat is algemeen bekend. Om twee uur 's middags, als de hitte boven de velden het grootst is, scheert een zwarte adem over het land.'

Maar ook een streek waar het toerisme hoogtij viert en een atoomraketbasis te vinden is. Met Picasso heeft Char zich daartegen in juni 1966 openlijk verzet. Dat was tevergeefs, want dat ding staat er nog steeds.

Van René Char kun je zeggen dat leven en dichtwerk onlosmakelijk verbonden zijn. Wat hij doet en wat hij schrijt staat in het licht van een innerlijk verzet tegen de mens. Tijdens zijn puberteit is duidelijk dat hij de neiging heeft zich anders dan anderen te gedragen. Hij gaat om met een groep kinderen die zich 'les matinaux' noemt, wat zo iets betekent als 'de ochtendwezens'; ze zwerven rond en nemen de vrijheid om te gaan en staan waar ze willen al naar gelang het seizoen en het uur van de dag. Hij schrijft hierover in zijn bundel Fureur et mystère (1948) het gedicht XXII: 

Compagnons pathétiques, qui murmurez avec peine, allez la lampe éteinte et rendez les bijoux. Un mystère nouveau chante dans vos os. Développez votre étrangeté légitime. 
Vertaald, betekent dit
Ongelukkige kameraden, die moeizaam mompelen, ga met de lamp uit en geef de juwelen terug. Een nieuw geheim zingt in jullie botten. Ontwikkel je ware vreemdheid.”

Char is iemand die zich autodidactisch ontwikkelt in de literaire wereld. Hij leest veel en laat zich inspireren door de oude klassieken, m.n. Plutarchus en door de Franse dichters: Villon, Vigny, Nerval, Baudelaire. 
Hij schrijft vanaf zijn vijftiende en zijn gedichten uit die tijd (1922-1927) zullen in 1928 worden uitgegeven in een bundel getiteld Cloches sur le coeur. Hij zal de 150 exemplaren later vernietigen omdat hij niet echt tevreden is over de invloeden van de romantiek en het symbolisme. Hij leert hiervan, weet dat dit soort poëzie niet is wat hij wil. 

In 1929 komt zijn eerste echte bundel uit: Arsenal waarin twee thema's onlosmakelijk met hem verbonden zijn: de natuur en het verzet. Hij zal in de Tweede Wereldoorlog onder de naam Alexandre het verzet organiseren. Hij kiest ervoor om in die oorlogsjaren niets te publiceren omdat, zo legt hij aan zijn vriend Curel uit, de dichters niet echt op hun plaats zijn in het leger. 
Deze periode zal een onmiskenbare invloed hebben op zijn werk en tot zijn dood zal hij wantrouwend blijven tegen de politiek, waarin hij de hypocrisie, dat zo zeker is van zijn rechten, ziet. Zijn missie als dichter heeft alles te maken met verandering van de wereld waarin wij leven, met de verkeerde ideeën die de mens heeft en met het besef van het gevaar dat de mens voor zichzelf en de ander is. 
Hij beschouwt literatuur niet zozeer als een verzet dat met wapens te maken heeft maar als een daad van bespiegeling, overpeinzing en strijd tegen jezelf. 
"Le pire est en chacun un chasseur dans son flanc", zegt hij, d.w.z. “Het slechtste zit in een ieder, als jager, in onze schoot”.

Belangrijk zijn de jaren 1929-1938 waarin hij kennis maakt met de surrealist Paul Eluard (1895-1952) die door zijn werk gefascineerd is geraakt en met wie hij kennis maakt. Die zoekt hem op in de Vaucluse; en beiden vertrekken naar Parijs waar hij kennis maakt met Breton en Aragon. Met z'n vieren zullen zij, juli 1930, het surrealistische tijdschrift Le Surréalisme au service de la révolution oprichten. 
Hij zal in die jaren met Eluard en Nush naar Spanje reizen en kennis maken met Salvador Dali en Gala. Hij zal ook in 1934 Tzara en zijn vrouw Greta Knutson ontvangen in zijn huis in de Provence; en later Man Ray en Picasso. 
Maar vanaf december 1934 zal hij zich losmaken van de surrealisten. “Le surréalisme est mort du sectarisme imbécile de ses adeptesschrijft hij aan Antonin Artaud (1896-1948), de surrealistische theatermaker. 
En in een open brief aan Benjamin Péret (1899-1959) – die ikzelf de interessantste surrealist vind – schrijft Char, 7 december 1935: “J'ai repris ma liberté voici treize mois, sans éprouver le moindre besoin de cracher sur ce qui durant cinq ans avait été pour moi tout au monde”, d.w.z. Ik ben sinds dertien maanden weer vrij zonder de minste behoefte te hebben op wat voor mij alles in de wereld betekende te spuwen.

Met Albert Camus (1913-1960), de Frans Algerijnse filosoof zal hij tot diens dood bevriend blijven; zij delen een identieke zienswijze op het fenomeen 'mens'. In 1959 schrijft Camus in het voorwoord van de Duitse editie Poésies de Char
“Je tiens René Char pour notre plus grand poète vivant et Fureur et mystère pour ce que la poésie française nous a donné de plus surprenant depuis Les Illuminations et Alcools […] La nouveauté de Char est éclatante, en effet. Il est sans doute passé par le surréalisme, mais il s'y est prêté plutôt que donné, le temps d'apercevoir que son pas était mieux assuré quand il marchait seul. […] L'homme et l'artiste, qui marchent du même pas, se sont trempés hier dans la lutte contre le totalitarisme hitlérien, aujourd'hui dans la dénonciation des nihilismes contraires et complices qui déchirent notre monde […] Poète de la révolte et de la liberté, il n'a jamais accepté la complaisance […]. 

Zo vertelt Camus dat hij de dichter van onze toekomst is. Een van de grootste dichter sinds Rimbaud en Apollimaire. Nieuw en verrassend. Het surrealisme heeft hem iets gegeven maar het is beter voor hem dat hij op eigen benen staat. Mens en kunstenaar houden gelijke tred. Gisteren, de strijd tegen het totalitarisme. Vandaag de dichter van het verzet en de vrijheid. Nooit heeft hij gedienstigheid verdragen. 
Vrij vertaald is dit wat wij lezen over de mening van Camus. 
 
In het latere werk van Char, met name vanaf de jaren zestig, klinkt de angst van het tijdsgewricht door. Char schetst het spanningsveld tussen de onvermijdelijke neergang - zelfs angst voor het ‘einde der tijden’- en het onweerhoudbare menselijk streven naar het hogere. 

Ook schrijft hij steeds vaker over het wezen van het dichterschap zelf. Niettegenstaande de ernst en filosofische diepgang van zijn levensvisie en zijn compacte schrijfstijl, weet hij toch een zekere luciditeit in zijn werk te behouden, welke de toegankelijkheid zeer ten goede komt. 
Maurice Blanchot (1907-2003), Franse romancier, essayist en filosoof zal over R.C. schrijven: 
“L'une des grandeurs de René Char, celle par laquelle il n'a pas d'égal en ce temps, c'est que sa poésie est révélation de la poésie, poésie de la poésie.” 
Ainsi, dans toute l'oeuvre de Char, “l'expression poétique est la poésie mise en face d'elle-même et rendue visible, dans son essence, à travers les mots qui la recherchent.” 

Wij lezen hier: 
“Een van de grootheden van René Char, daar waar zijn gelijke in deze tijd niet bestaat is dat zijn poëzie openbaring is van poëzie, poëzie van poëzie.” d.w.z. dat 'de poëtische uitdrukking de poëzie is die tegenover zichzelf staat en zichtbaar wordt, in haar essentie, door de woorden heen die haar opzoeken.”

Het wordt nu tijd voor de lezer van dit artikel te weten welke bundels van deze dichter nu voorradig zijn bij Perdu. Dat zijn:
A une sérénité crispée, Éditions Gallimard, 1951, 1ste druk, genummerd exemplaar
Les Matinaux, 2e édition, Gallimard, 1952.  
La parole en archipel, poèmes, 1ste druk, Gallimard, 1962. 
Retour Amont, Éditions Gallimard, 1966,1ste druk, genummerd exemplaar .  
Dans la pluie giboyeuse, poème, Éditions Gallimard, 1968.1ste druk, genummerd exemplaar, Le nu perdu, Éditions Gallimard, 1971, uitgegeven in 1976.  
Aromates chasseurs, Éditions Gallimard, 1975, uitgegeven in 1976. 
Fenêtres dormantes et porte sur le toit, Éditions Gallimard, 1979, uitgegeven in 1983. 
Les voisinages de Van Gogh, Éditions Gallimard, 1985, 1ste druk. 
CAHIER DE L'HERNE René Char, Éditions de l'Herne, 1971, waarin alle belangrijke stukken over Char.

Als laatste vind ik het belangrijk te zeggen dat Char een goede band had met veel schilders en hij noemde hen zelfs zijn ‘primaire bondgenoten’. In de jaren dertig sloot hij een levenslange vriendschap met Pablo Picasso en Joan Miró. Wassily Kandinsky illustreerde zijn werk; Henri Matisse werd door Chars Le marteau sans maître geïnspireerd voor een aantal schilderijen; Nicolas de Staël maakte veertien houtgravures voor Poèmes; Giacometti vier gravures voor Retour amont; en Georges Braque litho's voor Lettera Amorosa. En nog veel meer namen: Viera da Silva, Wilfredo Lam, Max Ernst, Valentine Hugo en niet onbelangrijk Zao Wou-ki (1920-2013, Frans Chinese schilder. Met allen had hij contact.

We weten tenslotte dat Char moeilijk te vertalen is. Wat de lezer moet weten is dat C.P. Heering-Moorman een vertaling van René Char verzorgde onder de titel: Samen aanwezig: gedichten 1930-1972, Meulenhoof, 1974. Over haar vertaling van Les voisinages de Van Gogh met de titel Grenzend aan Van Gogh, Meulenhoff, 1987 is jammer genoeg, misschien ten onrechte veel kritiek geweest in een artikel getiteld 'De vertaler als verpulveraar' van Stefan Hertmans, verschenen in Yang, jrg.24, 1988. 
Zij heeft Char goed gekend en logeerde vaak bij hem in de Vaucluse.
De poëzie van Char bestaat voornamelijk uit dichterlijk geformuleerde aforismen, uitspraken en gedachtegangen die je niet snel vergeet.
Ik citeer er een aantal met eigen vertaling.

Uit de bundel Dans La pluie giboyeuse de laatste strofen van La scie rêveuse

Entends le mot accomplir ce qu'il dit. Sens le

mot être à son tour ce que tu es. Et son existence

devient doublement la tienne.

Seule des autres pierres, la pierre du torrent a

le contour rêveur du visage enfin rendu.

De dromerige zaag

Hoor wat het woord verwezenlijken zegt. Voel het
woord zijn op z'n beurt wat jij bent. En zijn bestaan
wordt dubbel en dwars de jouwe.
Van andere stenen heeft enkel de bergstroomsteen
de dromerige omtrek van 't tenslotte geuite gezicht.

En dan de eerste twee strofen van Le terme épars dat ik vertaal als De term schaars

Si tu cries, le monde se tait: il s'éloigne avec ton

propre monde.
Als jij schreeuwt, zwijgt de wereld: zij gaat heen
met je eigen wereld.

Donne toujours plus que tu ne peux reprendre.

Et oublie. Telle est la voie sacrée.
Geef altijd meer dan je kunt terugkrijgen.
En vergeet. Dat is de heilige weg.

Tenslotte, de eerste twee strofen van Possessions extérieures, vertaald als Uiterlijk bezit

Parmi tout ce qui s'écrit hors de notre attention,

l'infini du ciel, avec ses défits, son roulement, ses

mots innombrables, n'est qu'une phrase un peu plus

longue, un peu plus haletante que les autres.

Bij alles wat zich buiten onze aandacht schrijft,
is het oneindige van de hemel, met zijn uitdagingen,
zijn lawaai, zijn talloze woorden, slechts een iets
langere zin, iets spannender dan de anderen.

Uit de bundel La parole en archipel regels uit het gedicht LES DENTELLES DE MONTMIRAIL:

La poésie vit d'insomnie perpétuelle.
Poëzie leeft van permanente slapeloosheid.

Il semble que ce soit le ciel qui ait le dernier mot.

Mais il le prononce à voix si basse que nul ne l'entend

jamais.

Het lijkt erop dat de hemel het laatste woord heeft.
Maar hij spreekt het zo zacht uit dat niemand hem ooit
hoort.


Vertaald in een twintigtal talen. Nauwelijks, merkwaardig genoeg, in het Nederlands behalve door al genoemde Heering-Moorman. Verder enkele gedichten, vertaald door Guus Luijters en Sybren Polet, te vinden in een aantal bloemlezingen, zoals Door mij spreken stemmen uitgegeven door Bert Bakker in 1975; Gedicht 99, uitgegeven door L.J. Veen in 1999.
Verder niets. Vreemd maar waar! René Char: een dichter die iedereen kent, in het Frans moet lezen want niet vertaalt. Hoe komt het dat hij zo populair is? Geliefd zelfs, wellicht.
Of toch zoals Van Rees in 1967 zei, 'een dichter voor dichters'. Ik denk het.


Tenny Frank

Geen opmerkingen:

Een reactie posten