1 november 2015

Over Judith Hertzberg, Elly de Waard en M.Vasalis

Bericht uit de boekhandel

Tenny Frank over Vasalis, Judith Hertzberg en Elly de Waard.




Judith Herzberg, Elly de Waard en M. Vasalis zijn de drie dichteressen over wie ik het zal hebben.
Ik begin met Vasalis, omdat ik haar poëzie het aantrekkelijkst vind. Zij is de oudste van de drie, want geboren in 1909. Haar eigen naam is Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans. 'Vasalis' is een latinisering van haar achternaam 'Leenmans'. Dit kunnen wij overal over haar lezen.
Wat misschien niet iedereen weet is dat zij als psychiater de dichters Jan Arends, Gerard Reve en Rob Schouten heeft behandeld. Zij was net als Kopland psychiater in het noorden des lands en net als hij stelde zij belang in het verwoorden van subtiele gevoelens van vergankelijkheid.
Vasalis is één van de meest gelezen dichters uit de Nederlandse literatuur. Haar oeuvre is klein. Tijdens haar leven publiceerde zij maar drie dichtbundels: Parken en woestijnen (1939), De vogel Phoenix (1947) en Vergezichten en gezichten (1954).
Na haar dood verschijnt postuum de bundel De oude kustlijn in 2002. In 2006 wordt al haar werk opnieuw gebundeld in Verzamelde gedichten, die regelmatig wordt herdrukt.
Vasalis is negenentachtig geworden. Zij overleed 16 oktober 1998.
Over haar poëzie is een boek verschenen, getiteld Ik heb mezelf nog van geen ding bevrijd; Het is een bundel opstellen over de poëzie van M. Vasalis samengesteld door Dirk Kroon, in 1983 uitgegeven door BZZTôH te 's-Gravenhage. De samensteller schreef in de inleiding het volgende:
'Het was die bijzondere combinatie van letterlijk indringende aandacht voor het bestaande en het vermogen een complexe belevingswereld op te roepen in een eenvoudige maar niet simpele taal, die de diverse generaties van poëzieliefhebbers overtuigde.'
 
Eigen aan de poëzie van Vasalis zijn de openheid en de herkenbaarheid, die tegelijkertijd altijd meer lijken uit te drukken dan enkele particuliere gevallen. Het klassieke karakter dat haar poëzie daardoor krijgt, heeft grote waardering geoogst. Tijdens het optreden van de Vijftigers raakt Vasalis ietwat in de verdrukking, maar in de jaren zeventig wordt haar grootheid weer erkend, wat ondermeer blijkt uit de toekenning van de Constantijn-Huygens prijs in 1974 en de P.C. Hooft-prijs in 1982.
Mijn eigen bundels zijn allemaal herdrukken uit begin jaren zestig. Iedereen die van poëzie houdt, heeft ongetwijfeld haar bundels in zijn of haar kast staan. Minder bekend is wellicht het artikel dat Elly de Waard over haar schreef in de Volkskrant van 12 januari 1980. Daar lezen wij:
'Zij was in veel opzichten de tegenpool van de veel stijvere Ida Gerhardt, die ongeveer tegelijkertijd met haar debuteerde. Een meisjesachtige opstandigheid ontwikkelt zich al vrij snel tot een temperament dat de gedichten kracht geeft en vaart.'
Ja, Ida Gerhardt, hoe goed en fantastisch ik haar ook vind, zal niet met graagte door mij worden herlezen, terwijl ik uit elke bundel van Vasalis enkele regels ken en niet vergeet.
Ik citeer graag uit Parken en woestijnen de volgende gedichten:

ANGST

Ik ben bijna voor alles bang geweest:
voor 't donker, voor figuren op het kleed,
voor stilte, voor de schorre kreet
van de avondlijke venster, voor een feest,
voor kijken in de tram en voor mezelf.

TIJD

Ik droomde dat ik langzaam leefde …
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. 'k Zag de drang waarmee
de boomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze heesch en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen  . . .
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zellen en weer haastig slinken,
zoals een groote keel kan drinken.
En dag en nacht van korten duur
vlammen en dooven: flakkrend vuur.
- De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademlooze, wreede strijd . . .
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten?

Over dit gedicht schreef Menno Ter Braak op 3 januari 1937 in Het Vaderland het volgende:
'Van de dichteres vernam ik nog niet eerder, maar dit geluid heeft iets onmiskenbaar eigens, dat zich met geen andere poëzie in Nederland laat vereenzelvigen; ook de andere gedichten, die men in deze aflevering - Parken en woestijnen - kan vinden, hebben dat eigen accent, die persoonlijke toon, die doen veronderstellen, dat men van M. Vasalis nog meer zal horen.'
Uit het volgende gedicht uit dezelfde bundel, de eerste strofe van:

BEGRAFENIS VAN MEVROUW T.

Door de smalle, gewonden, stijgende laan
waadden we langzaam achter haar aan.
Van het zwijgen deden de kelen pijn,
van het trachten zo stil als zij te zijn.

En die gemakkelijke rijm interesseert mij niet; wel de 'directheid van gevoel en aandacht voor het gewonde', om Elly de Waard te citeren.

En de laatste regels van het gedicht 'Afsluitdijk' vergeet je ook nooit meer: 

Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

En tenslotte, het beroemde gedicht HERFST waarin leven en dood zo verstrengeld in elkaar overgaan:

Nooit ben ik meer in mijn gedachten groot,
steeds zeldner denk ik dat mijn werkelijk wezen
zich tonen zal en durven te genezen
van de steeds naderende duidelijker dood.
Vandaag zag ik de hemel door het weemlend lover
verbleken tot een doodlijk zuivere helderheid.
Ik heb mezelf nog van geen ding bevrijd
en er is haast geen tijd meer over.
Er ruist een hoge ruime wind
door de recht opgerezen bomen;
aan het zwarte water is een hert gekomen,
en door het oevergras schijnt laag de zon...
Dit is het enig antwoord, dat ik vind,
dat mij bevrijden zou, zo ik 't vertalen kon.

Zo kan men uit iedere bundel regels halen, voor zichzelf; en ze eigenlijk nooit meer vergeten.
Uit De vogel Phoenix heb ik altijd de laatste strofe van het gedicht 'Kind' onthouden:

Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven
en hoe toegankelijk voor zijn eb en vloed …
Hoe licht en stil en schoon is met de dood
hij op het lege strand alleen gebleven.

Uit Vergezichten en gezichten: AVONDUUR, als laatste:

De aarde keert zich langzaam op haar andre wang,
het licht verbleekt zonder geliefde.
Ik zie het aan, vermoeid en bang:
dit avontuur duurt eeuwenlang
en zonder samenhang
met onze korte liefde.

Vasalis is veel vertaald, in het Engels en in het Frans. En ook zeer veel besproken. Simon Vestdijk schrijft over haar in het Parool van 22 november 1947:
'Men kan slechts hopen, dat deze boeiende en veelzijdig ervaren persoonlijkheid, die haar zwaarmoedig of somber geestdriftig gevoel zo onbelemmerd weet uit te spreken zonder aan haar klare intelligentie tekort te doen, nog vele bewijzen zal geven van de juisheid van dit vermoeden.' 

Met deze regels wil ik afsluiten en een nieuw begin maken met Judith Herzberg, die onlangs tachtig jaar oud is geworden. Afgelopen weekend heeft De Theatergroep in Perdu uit haar stukken, Leedvermaak, Rijgdraad en Simon voorgelezen.
Haar geboortejaar is dus bekend: 4 november 1934. Herzberg was als kind tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken. Haar ouders werden in het kamp Bergen-Belsen geïnterneerd, maar zijn hier levend uitgekomen.
Herzberg schrijft gedichten, toneelstukken en scenario's voor televisie en film. Zij debuteerde in 1961 als dichteres in het weekblad Vrij Nederland. Twee jaar later verscheen haar eerste dichtbundel, Zeepost. Later volgden onder meer Beemdgras (1968), Vliegen (1970), Strijklicht (1971), Botshol (1980) en Dagrest (1984). Ook schreef ze de toneelstukken Leedvermaak en Rijgdraad, die beide verfilmd werden (het laatste onder de titel 'Qui vive') door Frans Weisz. Weisz verfilmde eerder, in 1981, haar scenario Charlotte. Herzberg heeft, in tegenstelling tot Vasalis, altijd geschreven en gepubliceerd, bij G.A. van Oorschot. Vanaf 1963, toen haar eerste bundel Zeepost verscheen tot 2013 met Liever brieven.
Herzberg is politiek geëngageerd: zo schreef zij een ingezonden gedicht voor de NRC over Taida Pasić, het meisje dat een aantal maanden vóór haar vwo-eindexamen door minister Verdonk teruggestuurd zou worden naar Servië. Herzberg was het hier in het geheel niet mee eens.
Over Judith Herzberg is heel veel geschreven. In Haags Nieuwsblad van 25 januari 1986 staat in een interview van Herzberg met René T'Sas: 'Een gedicht moet iets grappigs hebben'.

Herzberg begon met het publiceren van gedichten zoals iemand anders een kruiswoordpuzzel oplost, om er wat mee te verdienen: 25 gulden. Leuk om in dat interview te lezen:
'Je weet dat je niet meer dan een jaar of tachtig te leven hebt en op een gegeven moment moet je kiezen waarmee je je bezig wilt houden. Ik zou graag nog experimenteler, speelser willen leven dan ik nu doe, ik zou graag nog veel minder geëngageerd willen zijn dan ik nu ben.'
Rijmen op bestelling vindt zij leuk. Ze zou best Sinterklaasgedichten voor de klanten van de Bijenkorf willen schrijven. 'Ik word dan genoodzaakt snel en kort iets te formuleren (...) je kruipt even in de huid van een ander en je formuleert namens die andere ik.'
Ikzelf word vaak erg vrolijk van Herzberg. In de jaren zeventig en tachtig las ik regelmatig haar poëzie. Uit Zeepost herinner ik mij nog het korte gedicht 'Bergmeer': '

Daar liggen godvergeten zonbeschenen stenen
heet te worden, af te koelen.
Geen mens, geen dier om het te voelen.
Alleen wij, nu, even.

Et je pensais au temps perdu ...
Met Beemdgras, j'ai pensé à ces cinq années terribles qui ont envenimé notre siècle perdu …

En deze regels uit Het besluit hangende hebben mij lang achtervolgd:

Hangende het besluit
hangende het huis
hangende de meubels
hangende de kinderen –
hingende de druppel gaaf
jong en met een bestemming.
Toen de druppel viel
vielen de kinderen
vielen de meubels
viel het huis
viel het besluit
en op vijf dagen na
vijf jaar voorbij.

Et j'ai pensé au mariage perdu dans le poème Hij deed zijn best:

Hij deed zijn best maar in acht jaar
niet veel geluk gehad met haar.
Thuis van zijn werk was zij óf weg óf boos
haar dood verbeterde hun huwelijk eindeloos.

Uit Strijklicht koos ik deze regels van Opgeschreven:

Misschien
zijn mij meer jaren gegeven
dan dit halve, haar.
Waar praat ik over? Hoe
moet je praten met wie dood gaat gauw?
Kon ik maar even sneller leven
en dan terug, hierheen
om te vertellen hoe het gaat daar.

Ja, wat haar gedichten zo populair maken is niet zo een-twee-drie te zeggen. Haar kijk op het leven met observaties uit het dagelijkse en haar natuurlijke toon alsof ze met de lezer praat doet mij erg aan Wislawa Szymborska denken. En haar rijm, klank en ritme vind ik zeer aantrekkelijk.

Elly de Waard is in 1940 in Bergen (Noord-Holland) geboren en is de jongste van de drie. Zij is dichteres, vertaalster en popcriticus; vijftien jaar lang verschenen in Het Vrije Volk, de Volkskrant en Vrij Nederland recensies over popmuziek van haar hand. Zij studeerde Nederlands aan de UvA en woonde in de jaren zestig met de dichter Chr. J. van Geel samen. Na zijn dood in 1974, debuteerde zij als dichter in 1978 met de bundel Afstand.
Haar belangrijkste voorbeelden zijn Emily Dickinson, Sylvia Plath, M. Vasalis en Ida Gerhardt. Elly de Waard is tevens jurylid geweest voor de Edison Music Award, P.C. Hooft-prijs, VSB Poëzieprijs, Herman Gorter-Prijs en de C. Buddingh'-prijs. Zij geeft sinds 1986 ook workshops poëzieschrijven en is aanvoerster van dichteressengroep 'De nieuwe Wilden'. Sinds 1991 is zij ook jurylid voor de Anna Bijns Prijs.
Leuk om te weten is dat zij al veertig jaar op een landgoed in de duinen woont, Vogelwater, dat een soort toevluchtsoord voor schrijvers en dichters is. Ook de Russisch-Amerikaanse dichter Joseph Brodsky (1940) heeft daar een tijdlang zitten schrijven en zei over dit huis:
'Je denkt beter onder een hoog plafond.'
Wat ik van haar poëzie vind, is dat het met je meeloopt en dat het nooit moeilijk doet. Twee bundels heb ik uit het Antiquariaat meegenomen: Het Zij, een eerste druk, november 1995 en Anderling, ook een eerste druk, april 1998. En ze kosten maar zes euro.
Dat het in haar poëzie om de Liefde en de Natuur gaat, weten wij; dat het lyrische ontboezemingen zijn, soms provocerend en naïef, dat weten we misschien niet. Uit de bundel Het Zij, dat ik als een heel lang gedicht beschouw, koos ik deze regels:

Hier, waar wij liepen
nog zo kort geleden

naar die duinpan, daar omhoog
is het pad verdwenen

overgroeid is het
en enkel nog betreden

door dor, afgevallen
blad en stenen – leven

is telkens verliezen
telkens afscheid nemen

van het verdriet
om alles dat niet

was zoals je had gedacht, niet
wezen kon zoals je het

had gezien; van die eerste
kus en die eerste kiem

van misverstand is het
misverstand gebleven.

En uit de bundel Anderling, dit gedicht:

En in een tijd, waarin een dichter
geworden is tot curiosum, tot
marginaliteit, een tijd ook
waarin talen (als de zijne)
zich vermengen of verdwijnen

 toch dichter te willen zijn
 van zo'n historisch rijk, maar klein
 en koppig taalgebied, dat van
 een eigenzinnigheid van zegen is
 en in benoemen authentiek.

'De expressie van het innerlijk kan ontegenzeggelijk grote poëzie opleveren, maar het gaat natuurlijk om dat "dwingende". Dat bijvoorbeeld aan de vorm ontleend zou kunnen worden. Vorm is echter niet iets waar in deze gedichten veel aandacht aan lijkt te worden besteed.' Dit lezen wij in een recensie over haar in NRC Handelsblad van 25 januari 2002.

Drie dichteressen, van oud naar jong is het geworden! Alle drie hebben de P.C. Hooftprijs ontvangen:
Vasalis in 1983, Judith Hertzberg in 1997 en Eva Gerlach in 2000.
Wist u dat over vrouwenpoëzie in Nederland deze bundels zijn verschenen:
Vrouwen dichten anders, samengesteld en ingeleid door Cox Habbema, Bert Bakker, 2000.
Vrouwenpoëzie van Conny Sluysmans en dertig andere vrouwen, Hollandia, 1981.
Liefde kon maar beter naamloos zijn: Hondervijftig dichteressen voor Amnesty Internationaal, De Geus bv, Breda, 2000.
In England: The Faber Book of 20th Century Women's Poetry, Fleur Adcock, 1987.
In Frankrijk: La poésie féminine de Marie de France à Marie Noël, Seghers, Paris, 1963. En Poësies en France depuis 1960 - 29 femmes - Une Anthologie, Liliane Giraudon en Henri Deluy, Stock, Paris, 1994.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten