17 januari 2016

Over het dadaïsme: Dan Dada doe uw werk

Bericht uit de boekhandel

Tenny Frank over Dada
Dan Dada doe uw werk!

Dit boek is een genot om te bekijken. Je beseft dat met poëzie alles mogelijk is: typografisch, in kleur en met beeld. En waar je het ook openslaat, het doet iets met de lezer. Het danst, het springt, het zingt en het zaagt de poten af onder de confortabele dichtstoel waar wij in Nederland tot dan toe op zaten.
De ondertitel zegt precies waar het om gaat: AVANT-GARDISTISCHE POËZIE UIT DE LAGE LANDEN. De samenstelling en het nawoord zijn van Hubert van den Berg & Geert Buelens, 2014 bij uitgeverij Vantilt in Nijmegen uitgegeven.
Vorig jaar, maandag 3 november 2014, nodigden Perdu en Vantilt u uit voor de presentatie van deze bundel getiteld, zoals hierboven vermeld, Dan Dada doe uw werk! De bloemlezing bevat werk van onder anderen Piet Mondriaan, I.K. Bonset, Paul van Ostaijen, Herman van den Bergh, Hendrik de Vries, H. Marsman, Pierre Kemp, Kurt Schwitters, Anthony Kok, Victor J. Brunclair, Til Brugman, Gaston Burssens, A.C. Willink, Michel Seuphor en H.N. Werkman.

De auteurs vernoemden de bloemlezing naar de woedende woorden van dichter-voorman I.K. Bonset (ofwel Theo van Doesburg); zij hebben de ontwikkeling van deze 'protestpoëzie' willen onderbouwen en hun keuze wordt chronologisch aangeboden, in volgorde van eerste publicatie. Een informerend nawoord beschrijft het belang van deze periode die pas na 1945 met de Vijftigers een definitief beslag legde op de poëzie want zoals men weet vormen expressionisme, futurisme, dada en surrealisme de historische avant-garde. Wat men misschien niet weet is wie verantwoordelijk is voor de titel van deze bundel: Van Doesburg of Bonset (dezelfde persoon) liet in 1921 in een tirade weten het absoluut niet eens te zijn met de pogingen om 'de kanselliteratuur' van de tachtigers nieuw leven in te blazen. Of de dadaïstische dichters het 'predikantenpathos' uit de Nederlandse literatuur wisten te verdrijven is een vraag die niet echt te beantwoorden is.

Voordat ik mijn woordje over de bundel doe is het aardig iets te weten van het dadaïsme.
Dada was een culturele beweging die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Zurich met Hugo Ball (1886-1927) en Tristan Tzara (1896-1963) begon. De Duitser en de Roemeen openen samen het Cabaret Voltaire waar zij met hun vrienden elke avond een programma opvoeren met nonsensikale teksten, simultane- en klankgedichten. Hun bedoeling was het publiek een spiegel voor te houden door een einde te maken aan krantenwartaal en aan alles wat zo netjes, aardig, bekrompen en vereuropeest klonk. Laten we er dada van maken. Dat is de grote truc, simpel en makkelijk, want de meest gebruikte klanken in de taal.
14 juli 1916 schrijft H.B. "Dada is het hart van het woord. Ieder ding heeft zijn woord, maar het woord is een ding op zich geworden. Waarom zou ik het niet zelf uit kunnen vinden? Waarom de boom niet Plonsplons moge heten als het geregend heeft? (...)". Hij wilde de taal, als door handelaren vervuilde muntstukken, verschonen.
"Ik wil het woord daar waar het stopt en daar waar het begint."
"Het woord, mijnheren, het woord is een publieke zaak van eersteklas".
Zó eindigt, vertaald in het Nederlands, zijn vurig betoog.
In 1918 bereikt de beweging zijn hoogtepunt met Marcel Duchamp (1887-1968) die begon als schilder en beeldhouwer maar zich ontwikkelde als futurist, dadaïst en surrealist. Hij was de eerste die een 'alledaags' voorwerp presenteerde als een kunstwerk, de zogeheten 'ready made'. Het was een mijlpaal voor de hedendaagse beeldende kunst waarmee kunstfilosofische vragen over de aard en functie van kunst werden opgeroepen. Iedereen kent zijn Naakt dat van de trap afdaalt, het fietswiel uit 1951 en ook zijn toiletpot. M.D. was een onverschrokken vernieuwer van de beeldende kunsten.
Zó vind ik dit klankgedicht getiteld Karawane van Hugo Ball een mooie inleiding tot de bloemlezing waarover ik het wil hebben.



De bundel Dan Dada doe uw werk! laat schrijvers aan het woord die of in vergetelheid zijn geraakt of wiens invloeden wij niet kennen. Voor mij is Hendrik Marsman (1899-1940) daar een goed voorbeeld van. Dat hij in zijn begintijd werd beïnvloed door de Vlamingen Wies Moens, Paul van Ostaijen; en door de Duitse expressionist Georg Trakl weten velen misschien niet. Als u zijn klassieke regels "Denkend aan Holland / zie ik breede rivieren / traag door oneindig / laagland gaan (..)" in gedachte heeft, dan lijken de regels van dit gedicht uit 1919 bijna anachronistisch:
VROUW
Lichaam, wentelend al-leven.
gedrochtlijk staan wij en massaal geheven
tegen den rottend-paarsen hemel van verlangen
hijgende nacht
mijn vale handen tasten even
het slierend kransen van uw blauwe haren,
die, gif en scheemring, vachten hemel waren
over al-ruimte, uw gelaat, ivoor ovaal,
waarin uw ogen, spitse spleten, hangen:
een groen signaal.
En ook dit gedicht uit 1923, getiteld FREIBURG I.B.: "Huizen / hurken / roode kring / korvenring / toren / tuimel / flikkering / morgen / wimpel / zijden zon." echt on-Marsmans!
Zijn tijdgenoot Hendrik de Vries (1896-1989), een vroege surrealist avant la lettre in wiens poëzie het onderbewuste een cruciale rol speelt, schreef al vroeg dit soort gedichten. Ik citeer Middag uit 1921:
Hek. Grindveld. Stroom en boogbrug. Kaden, met kolossen
Steil stofgoud. Arendskoepels. Kabel-klossen lossen
Gesteente. Ruiker nevens ruiker spilt wild zoet.
Paleizen. Stapelbouw, waar gloedgrauw tegen woedt.
Wist u dat deze dichter en schilder ook heel wat copla's in het Spaans heeft geschreven?
Van Pierre Kemp (1886-1967) die voor zijn gehele oeuvre in 1958 de P.C. Hooftprijs en vele andere prijzen ontving is maar één gedicht in de prijzen gevallen. Van Marsman daarentegen, die ook in 1973 deze prijs ontving, zijn in de bundel een tiental gedichten te lezen. Dat ene gedicht van P.K. staat hieronder:

         VALLENDE STER
De straten van den hemel zijn met sterren geplaveid en al zijn
huizen zijn gesloten en donker.
Alle gerucht is verstomd en elke beweging verstold in haar
laatste gebaar.
Over de eeuwigheid van de diepte welft de eeuwigheid van de
hoogte en de denkers van de eeuwigheid van de diepte
peinzen, of de eeuwigheid van de hoogte, de eeuwigheid van
de diepte is en de wijzen van de eeuwigheid van de hoogte,
of de eeuwigheid van de diepte, niet de eeuwigheid van de
hoogte is.
Wat is de vloer en wat is het dak en wie is de dichter, die zich
daar over bekommert?
Ik wandel in de stilte van den nacht en over den sterrengepla-
veiden hemel schiet een schielijk licht.
Is er een gouden pan van het dak of een gouden tegel uit den
vloer losgeraakt?
Wat deert het mij?
Ik heb alleen, héél even, een lichtzinnig meisje met een
schitterend gezichtje en een dun gouden kleedje, lokkend
over de nachtstraat zien dwalen.
In de vergetelheid geraakt zijn Til Brugman, Victor J. Brunclair en Anthony Kok. Mathilde Brugman (1888-1958) was van 1926 tot 1936 de levensgezellin van de Duitse Dada-kunstenares Hannah Höch met wie zij in Den Haag en daarna korte tijd in Berlijn leefde. Van haar zijn twee gedichten opgenomen: R en dit gedicht Weg, beiden uit 1923.
  1. WEG
    WEG
  2. WEGEN
  3. WIL
    WIL
  4. WILLEN
  5. WAGEN
  6. ONBEWOGEN
Victor J. Brunclair (1899-1940), dichter, romanschrijver, essayist en literair criticus, is een Vlaming - bevriend met I.K. Bonset en Gaston Burssens - die bekend stond als expressionist en activist, sterk tegen het fascisme gekant en schrijver van virulente pamfletten tegen het nationaalsocialisme, is goed vertegenwoordigd in deze bundel. Uit 1920 kies ik dit gedicht:

          T.S.F.
T.S.F., nieuwe muze
zendeling tussen planeten
God wil niet op de wereld wonen
kittel Hem in een knettervuur van elektronen.
Van de tropen tot de pool
aetherwellen
trillingen van een eeuwige lier
omstroom, materie ten val
sterrentarandool
laethe, zenith, nadir
het Al,
de oneindigheid zal in haar wenteling ontstellen.
Anthony Kok (1882-1969), bekend als experimentele dichter vooral in de klankpoëzie, ontmoette bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog Theo van Doesburg die met zijn legeronderdeel gestationeerd was aan de Belgische grens; en in februari 1916 leerde hij Mondriaan kennen voor wie hij als mecenas optrad. Drie gedichten van hem zijn te lezen, waaruit ik deze uit 1921 kies:

          STILTE + STEM (VERS IN W)

In het nawoord van de bundel lezen we dat de Vlaamse expressionistische dichters allemaal behoren tot de activistische generatie die zich, tijdens de Eerste Wereldoorlog en in de jaren dertig, in dubbel opzicht - zowel politiek als poëticaal - afscheidt van de mainstream: ze distantiëren zich in woord en daad van de leidinggevende generatie en zij engageren zich tijdens de bezetting volop in de Vlaamse strijd, waardoor Moens en Burssens na de oorlog in de gevangenis terechtkomen en Van Ostaijen de wijk moet nemen naar Berlijn.
Deze twee laatst genoemde dichters treden overal op in het boek. Van Van Ostaijen kies ik het tweede opgenomen gedicht uit 1916. De rest is typografisch zó bijzonder dat ik de lezer aanraad de bundel aan te schaffen om daarmee veel kijkplezier te beleven. Dit gedicht, gedrenkt in de liefde, toen de dichter twintig was, geef ik u te lezen:

          IK STA NU EENMAAL VOORBIJ DE GRENS ...
Ik sta nu eenmaal voorbij de grens,
Aan dewelke ieder normaal mens
Moet stilstand houden.
Een vriend heeft me onlangs verweten,
Dat ik buiten het normale, - volgens hem het goede - ben getreden.
Maar het lot, - of wie? - heeft het zó gewild,
Want het heeft mij het ongewone voorbehouden.
Niet ik ben ongewoon, maar wel mijn levenslot.
Bij mijn vriendin heb ik steeds het grootste verlangen gekend
Om een schone liefde, in de nieuwe lente.
Maar mijn liefde ontstond
Op een Herfstavond,
Mijn grote liefde, even buiten de stad,
In het wijde park, toen het door de mensen, - de gewone dan? -
gans verlaten was.
Mijn liefde groeide sterk in de koude Winter, -
Enkel zeer mooie bloemen groeien dan. -
Daarom is mijn liefde ook oneindig schoon,
Al is zij, - 't spijt mijn vriend misschien, - ook ongewoon.
Van de Belgisch expressionistische activistische dichter Gaston Burssens (1896-1965) is de keuze erg groot. Zijn gewaagde modernisme en nonconformisme maakten hem tot een van de felst omstreden Belgische dichters. Van hem dit gedicht uit 1924, dat in de afdeling GEDICHTEN IN KLEUR typografisch heel anders overkomt. Mooier, interessanter. Zo zie je de dichters Paul van Ostaijen, Gaston Burssens en Hendrik Nicolaas Werkman (1882-1945) eindeloos spelen met beeld, kleur en lettertype. Over deze laatste Groningse dichter, hoe interessant zijn leven en tragisch zijn dood in 1945 ook was, zal ik het niet hebben omdat zijn gedichten allemaal in deze voor mij moeilijk uit te typen afdeling zitten. Interessant om te weten is ook dat Burssens Van Ostaijens onuitgegeven gedichten na diens vroege dood in 1929 uitgaf.

          PIANO
lino wit en zwart
vingeren toetsen de toetsen
in mineur
maar het auditorium dut
in ut
maar Chaplin is in nood
Chopin is dood
en wordt begraven met zijn marsj in do
dodo
dada
- dadaïsme van het auditorium -
als gele vingeren de toetsen toetsen
speelt de piano
pianissimo
en draait de automatiese trommel
fortissimo
Als laatste, wil ik het hebben over het vormexperiment, dat we goed vinden bij Agnita Feis (1881-1944) die als autodidactisch beeldend kunstenaar in 1903 Theo van Doesburg leerde kennen. Voor hem schreef zij in 1908 het voorwoord van de tentoonstellingscatalogus Tentoonstelling van teekeningen en schetsen van Theo van Doesburg, die van 30 juli tot 10 augustus 1908 in de Haagse kunstkring werd georganiseerd. In 1910 trouwden ze en vestigden zich - leuk om te weten - aan de Johannes Verhulststraat hier in Amsterdam. Vanaf 1913 publiceerde ze regelmatig in het tijdschrift Eenheid. Hieronder ziet u haar bundel:


Agnita Feis: Oorlog. Verzen in staccato. (1914) Litho's door Theo van Doesburg
In deze bundel vind ik dit gedicht uit 1915 een mooi voorbeeld van vormexperiment.

Twee tot drie woorden per regel, in twee kolommen gezet, met een vertikale streep er tussen, waardoor je de vierregelige strofen zowel horizontaal als verticaal kunt lezen; en zelfs diagonaal. Zo liep de historische avant-garde vooruit op de toekomst. Na de Tweede Wereldoorlog zal het invloed gaan uitoefenen, vooral door buitenlandse voorbeelden; in Nederland eerst clandestien in een eenmanstijdschrift als De schone zakdoek, onafhankelijk tijdschrift onder redactie van Theo van Baaren en Gertrude Pape 1941-1944, verhalen gedichten cadavres-exquis collages tekeningen foto's objecten; en pas dan met De Vijftigers en de rest. Het gedichtengedeelte van de bloemlezing wordt afgesloten met Marc Eemans: Vijf intrigerende erotische en poëtische vignetten uit zijn bundel Vergeten te worden (1930)



Hierboven ziet u de derde vignet met als titel de eerste regel: Je vlees plukken ...
Inclusief de gedichten in kleur telt de bloemlezing zo'n 180 pagina's. Het eerste gedicht van Albert Verweij is van 1913 en het laatste gedicht van H.N. Werkman is van 1932. Omdat alle gedichten chronologisch geordend zijn kan men de ontwikkelingsgang van de avant-garde goed volgen.
Na de gedichten volgen Manifesten en andere theoretische beschouwingen waarvan ik uit de eerste wil citeren om de lezer een idee te geven van de literatuuropvatting van Theo van Doesburg, Piet Mondriaan & Anthony Kok.
MANIFEST II VAN 'DE STIJL' 1920
DE LITERATUUR
[1920]
Het organisme van onze hedendaagschse literatuur teert nog ge-
heel op de sentimenteele gevoelens eener verzwakte generatie
HET WOORD IS DOOD
de naturalistische cliché's en de dramatische woordfilms
die de boekenfabrikanten ons leveren
per meter en per pond
bevatten niets van de nieuwe handgrepen van ons leven
HET WOORD IS MACHTELOOS
de asthmatische en sentimenteele ik- en zij-poesie
die overal
en vooral in Holland
nog gepleegd wordt onder de invloeden van een ruimteschuw
individualisme
gegist overblijfsel van een verouderden tijd
vervullen ons met weerzin
de psychologie in onze romanliteratuur
slechts berustend op subjectieve inbeelding
de psychologische analyse
en meer belemmerende spraakrethoriek
hebben ook de BETEEKENIS VAN HET WOORD GEDOOD
(...)
Paul van Ostaijen schrijft in zijn manifest OM BINNENKORT TE VERSCHIJNEN: 'SIENJAAL' IN BELGIË HET TIJDSCHRIFT VAN DE NIEUWE KUNST [1920]
Poëzie is woordkunst. Niet mededeling van emoties. Maar wel de vizie wordt gelokaliseerd door de vorm van het woord. Ook zeker niet mededeling van gedachten. Dichtkunst mededeling van gedachten! Waarom niet: dichtkunst een berijmde moraalkodeks! Een timmerman moet een goede tafel maken. Niet een zedelijke tafel, niet een ... ethiese tafel. Zo de dichter. Het in de zin van de dichtkunst goede gedicht alléen geeft de dichter eksistensrechtvaardiging. Ethies is de dichter niet door het thema, maar enkel door zijn standpunt tegenover de fenomenaliteit. Ethiek ligt in het streven van elk kunstenaar: streven naar ontindividualisering.
Zo zijn er ook nog de beschouwingen van H. Marsman, I.K. Bonset met GRONDSLAGEN TOT EEN NIEUWE VERBEELDING [1921] en TOT EEN CONSTRUCTIEVE DICHTKUNST [1923], Wies Moens, Paul van Ostaijen die in NOGMAALS POËZIE [1925] alleen Burssens als zijn kameraad erkent 'omdat hij, als ik, met woorden speelt als een jongleur met vuurfakkels'. En dan hebben we uiteindelijk ook nog Jan Demets, Jan Engelman & Albert Kuyle, I. Stam-Lebeau die, als laatste, zijn artikel als volgt eindigt: 'Uit de bewuste vernietiging der Schoonheid - en de daaruit groeiende bewuste opbouw, zal de nieuwe dichtkunst ontstaan.'
Dan dada doe uw werk! is het laatste deel in de Dada-reeks van Uitgeverij Vantilt. Eerder verschenen Tenderenda de Fantast van Hugo Ball, In den beginne was Dada van Raoul Hausmann, 7 dadamanifesten van Tristan Tzara,* En Avant dada* van Richard Huelsenbeck, Een avond in Cabaret Voltaire van Hans Arp e.a., Jezus Christus Quibus van Francis Picabia en Apologie van de luiheid en Pan Pan voor de Poeper van de Neger Naakt & Bar Nicanor van Clément Pansaers. Geweldig wat deze uitgeverij produceert.
Dan dada doe uw werk zou ieder dichtminnende en -schrijvende moeten hebben.
Wat deze bundel zo uniek maakt is niet alleen de bloemlezing maar ook het allerlaatste deel:
Nawoord, literatuur, dichters en bronnen dat zicht uitstrekt op vijf en twintig pagina's. Een overzicht dat veel duidelijk maakt over een tijdspanne in de poëzie waar we weinig van weten. De samenstellers van deze bundel geven in het hoofdstuk VERDER LEZEN een geweldig overzicht van alle werken over de Historische avant-garde in Nederland en België en over de Europese historische avant-garde; en als laatste over de DICHTERS EN BRONNEN zodat je precies weet wie ze allemaal zijn, deze vijftig bekende en onbekende dichters. En al bladerend door het dadaboek op zoek naar weer een nieuw gedicht weet je dat het nooit verveelt. Het is alsof je in een vliegmachine zit en van boven naar een woordenterrarium kijkt dat in de rondte draait of zich laat liggen in alle mogelijke posities van taalelementen, door elkaar heen, boven of onder elkaar; of weer gaat staan met strepen ertussen. Alles lijkt mogelijk in deze draaidans van woorden die heel vrolijk maakt.
En dan die prachtige afbeeldingen met tekst erbij van Marc Eemans die wellicht niemand kent en sterk aan Magritte doen denken.
Voor nog geen twintig euro zo'n inspirerend en vrolijkmakend dadaboek. Ik zou het niet laten liggen.

Tenny Frank

Geen opmerkingen:

Een reactie posten